Een ondernemer die na verkoop de boekwinst in een herinvesteringsreserve (HIR) wil onderbrengen, moet wel kunnen aantonen dat hij zijn onderneming ergens anders voortzet. Een voormalig eigenaar van een tank- en servicestation was terecht teruggefloten door de fiscus, zo oordeelde Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De betreffende ondernemer behaalde bij de verkoop van zijn tank- en servicestation in 2007 een boekwinst van ruim € 1 miljoen. Hij bracht dit bedrag onder in een HIR, naar eigen zeggen omdat hij zijn onderneming elders wilde voortzetten door de koop van een ander – kleiner – tankstation. De inspecteur was het hier niet mee eens, omdat hij stelde dat de ondernemer niet actief op zoek was gegaan naar een ander tankstation. Zo verbleef hij in 2007 lange tijd in het buitenland. Daarom rekende de inspecteur de boekwinst tot de winst uit onderneming over 2007. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant was dit terecht, omdat de ondernemer niet aannemelijk had gemaakt dat hij de onderneming daadwerkelijk wilde voortzetten. Door de verkoop van het tankstation had de ondernemer zijn onderneming gestaakt, waardoor het niet mogelijk was een HIR te vormen. De ondernemer deed nog wel een beroep op artikel 3.64 Wet IB 2001, maar dat was tevergeefs. Dit artikel maakt het weliswaar mogelijk om de stakingswinst door te schuiven, maar uitsluitend als de staking het gevolg is van overheidsingrijpen. Dit was in deze zaak echter niet aan de orde.
Wet: artikel 3.54 Wet IB 2001; artikel 3.64 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12 februari 2013 (gepubliceerd op 10 juni 2013), LJN: CA0583
Geef een reactie