Als een bv bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel een herinvesteringsreserve (hir) vormt en later de boekwinst uitkeert als dividend, zal de fiscus aannemen dat de bv geen herinvesteringsvoornemen meer heeft. Hierdoor zal de hir vrijvallen.
Een bv had bij de verkoop van haar landgoed in 2008 de boekwinst van ruim € 2,5 miljoen ondergebracht in een hir. In hetzelfde jaar keerde de bv ongeveer € 2,1 miljoen aan dividend uit aan haar aandeelhouders. Wat later in 2008 verkochten de aandeelhouders van de bv hun aandelen aan een andere bv. Onder dit nieuwe bestuur werden nieuwe onroerende zaken aangeschaft, waarbij de oude aandeelhouders optraden als hypotheeknemers. Zowel de Belastingdienst als Rechtbank Zeeland-West-Brabant vond dat de hir in 2008 moest vrijvallen. Na de dividenduitkering beschikte de bv niet meer over de middelen om een herinvestering te doen. Hieruit bleek dat de bv geen herinvesteringsvoornemen meer had. Uiteindelijk vonden wel nieuwe investeringen plaats, maar pas nadat de hir was vrijgevallen. Bovendien waren het de nieuwe aandeelhouders die de investeringen deden.
Wet: artikel 3.54 Wet IB 2001 en artikel 12a Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 5 februari 2015 (gepubliceerd 4 maart 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:533
Geef een reactie