Hof Leeuwarden heeft bevestigd dat de fiscus de vorming van een herinvesteringsreserve mag weigeren als geen sprake is van een verplaatsing van een bedrijfsuitoefening, maar een staking van een gehele onderneming. De vraag of de identiteit van de onderneming wezenlijk dezelfde is gebleven is daarbij doorslaggevend.
Een vof die zich bezighield met de exploitatie van een 4-sterren camping verkocht op een gegeven moment alle onroerende zaken, nagenoeg de gehele inventaris, de machines en handelsnaam van de camping. De koper nam ook het personeel over. Een paar jaar later kocht de vof (met als enige vennoten een vader en zijn zoon) op 50 kilometer afstand twee onroerende zaken bestaande uit een kampeerboerderij met 30 plaatsen, een manege, een landgoed en een woonhuis met diverse stallen. De vof verzocht de inspecteur toen om de boekwinst die werd behaald met de verkoop van de camping in een hir onder te brengen. De inspecteur wees dit verzoek af, omdat volgens hem sprake was van een staking van het campingbedrijf. De vof stelde echter dat de camping alleen was verplaatst en in het ergste geval alleen sprake was van een gedeeltelijke staking. Maar het hof concludeerde net zoals de inspecteur aan de hand van alle factoren samen en in hun onderling verband beschouwd dat de identiteit van de onderneming niet wezenlijk dezelfde was gebleven. Het hof vond dat de oude (grootschalige en luxe) camping qua klantenkring, faciliteiten en entertainment sterk verschilde van de nieuwe (kleinere en sobere) camping. Dat de oudste vennoot (de vader) lichamelijke klachten had en daardoor ervoor had gekozen om zich bezig te houden met een kleinere en sobere camping deed volgens de rechter er niet toe. Bovendien was de vof niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat na de verkoop van de camping nog activiteiten waren verricht die als onderneming kwalificeerden.
Meer informatie: Hof Leeuwarden, 25 juli 2012, (gepubliceerd 5 juli 2012), LJN: BR2774
Geef een reactie