Overlegde verklaringen uit 2010 en 2011 maakten te weinig concreet dat er in 2005 een voornemen was voor een vervangende investering. Hof Arnhem oordeelde dat geen HIR kon worden gevormd. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van het campingbedrijf zonder nadere motivering ongegrond.
Na overname van een camping in 2005 wilde een bv een herinvesteringsreserve vormen voor verkochte kavels. Het was aan de bv om aannemelijk te maken dat er destijds een vervangingsvoornemen bestond. Hof Arnhem vond dat de verklaringen die de bv had overgelegd niet voldoende waren om het vervangingsvoornemen aannemelijke te maken. De verklaringen uit 2010 en 2011 van bijvoorbeeld een makelaar, bank en accountant waren te algemeen. Volgens het hof was sprake van een vervangingsvoornemen op concernniveau waarbij per investering werd bekeken of de aankoop in een bestaande vennootschap moest worden ondergebracht of in een nieuw op te richten vennootschap. De HIR kon niet worden gevormd, oordeelde Hof Arnhem. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen of klachten niet tot cassatie konden leiden (artikel 81 RO).
Meer informatie: Hoge Raad, 29 maart 2013, LJN: BZ5854
Geef een reactie