Als een onderneming voor een deel is gestaakt, maar voor het overige is voortgezet en het voornemen bestaat binnen een redelijke termijn een vervanging te doen, mag men een herinvesteringsreserve vormen. Gaat het echter om twee aparte ondernemingen, dan is de behaalde boekwinst bij de verkoop van een van die ondernemingen gewoon belast.
De Hoge Raad liet deze kwestie onlangs onderzoeken door Hof Den Haag. Het ging in die zaak om een exploitant van verschillende cafés die een hir vormde met de boekwinst die hij had behaald bij de verkoop van een van zijn cafés. De vraag was of hij dit had mogen doen. Volgens de inspecteur was het vormen van een hir niet mogelijk, nu de caféhouder zijn onderneming had gestaakt. De Hoge Raad deelde de mening van de inspecteur. De rechter oordeelde daarom dat het hof ten onrechte had beslist dat de caféhouder na de verkoop van het café het voornemen had om over te gaan tot vervanging en dat hij zijn onderneming dus niet had gestaakt. De rechter verwees de zaak naar een ander gerechtshof voor onderzoek naar de stelling van de caféhouder dat het verkochte café samen met een ander café deel uitmaakte van een en dezelfde onderneming. Dit zou betekenen dat die onderneming met de verkoop van het café slechts voor een deel zou zijn gestaakt en het vormen van een hir dan ook was toegestaan. Het hof kwam echter tot het oordeel dat sprake was van twee aparte ondernemingen, wat inhield dat de fiscus de boekwinst terecht had belast. De aard van de twee horecaondernemingen verschilde in sterke mate, het ene café was namelijk ingericht als grand-café waar maaltijden aan het publiek werden geserveerd, terwijl het andere café zich bijna volledig richtte op het schenken van (alcoholhoudende) drank. Daarnaast hadden beide cafés hun eigen personeelsbestand, een eigen inschrijving bij de Kamer van Koophandel en er werd voor beide cafés een afzonderlijke jaarrekening opgesteld.
Wet: artikel 3.8 en artikel 3.54 Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 7 december 2012, LJN: BY5251
Geef een reactie