Indien bij de overdracht van de ondernemingsactiviteiten het bedrijfspand achterblijft, kan volgens de Hoge Raad bij latere verkoop van dit leegstaand pand geen herinvesteringsreserve (HIR) meer worden gevormd.
Een ondernemer dreef middels een eenmanszaak een apotheek in haar eigen bedrijfspand. Vanaf januari 2007 besloot de ondernemer de apotheek vanuit een huurpand te exploiteren. Het bedrijfspand stond sinds maart 2007 te koop. In mei 2007 richtte de ondernemer een bv op en bracht haar onderneming geruisloos in deze bv in. Vervolgens werd de onderneming overgedragen waarbij het leegstaande en te koop aangeboden bedrijfspand achterbleef in de bv. In 2009 besloot de bv het bedrijfspand te verkopen en een herinvesteringsreserve te vormen voor de gerealiseerde boekwinst. De inspecteur weigerde het vormen van een herinvesteringsreserve.
Oog op verkoop
De Hoge Raad oordeelde dat de ondernemingsactiviteiten, waarin het bedrijfspand als bedrijfsmiddel had gefungeerd, door de overdracht van de apothekersonderneming bij de bv waren beëindigd. Het eigen pand was volgens de Hoge Raad na de overdracht niet opnieuw een functie ten behoeve van eigen activiteiten van de bv gaan vervullen, aangezien het nog slechts werd aangehouden met het oog op de verkoop ervan. De Hoge Raad gaf hierbij aan dat de overdracht een situatie heeft doen ontstaan waarin de bv de boekwinst niet meer kon aanwenden voor de aanschaffing en/of verbetering van een bedrijfsmiddel dat voor haar eenzelfde economische functie zou vervullen als welke het bedrijfspand had gehad.
Wetten:
Artikel 8, lid 1, Wet vennootschapsbelasting 1969
Artikel 3.54 Wet Inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1029
Geef een reactie