Voorbereidende activiteiten van een houdstermaatschappij voorafgaande aan de verwerving van een deelneming vallen niet onder het begrip ‘het houden van deelnemingen’. De verliesverrekeningsbeperking voor houdstermaatschappijen is dan ook niet van toepassing.
Het verlies van een houdstermaatschappij wordt alleen als houdsterverlies aangemerkt als de houdstermaatschappij nagenoeg het gehele jaar deelnemingen heeft gehouden. Maar wat wordt dan verstaan onder ‘het houden van deelnemingen’? Hof Amsterdam heeft zich hierover uitgelaten. Volgens het hof kunnen in ieder geval perioden van non-activiteit van de houdstermaatschappij niet onder het begrip ‘het houden van deelnemingen’ worden begrepen. Ook de opvatting van de inspecteur dat er sprake zou zijn van een houdsterverlies wanneer een houdstermaatschappij voorbereidingen treft voor de verwerving van deelnemingen is volgens het hof onjuist. Deze opvatting vindt noch in de tekst, noch uit de parlementaire geschiedenis van de bepaling in artikel 20, lid 4 van de Wet vennootschapsbelasting steun. Voor de beantwoording van de vraag of een houdstermaatschappij deelnemingen houdt en of het verlies als houdsterverlies moet worden aangemerkt moet de fiscus alleen kijken naar de feitelijk uitgevoerde activiteiten. Volgens het hof laat de wet namelijk geen ruimte voor een extensieve uitleg van deze verliesverrekeningsbeperking.
Wet: artikel 20, lid 4 Wet VPB 1969
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 6 juni 2013 (gepubliceerd op 18 juni 2013), LJN: CA3435
Geef een reactie