Een uitnodiging tot het doen van aangifte kan ook na de aanslagtermijn worden verstuurd. Als de bijgesloten aangiftebiljetten niet worden teruggestuurd, dan levert dit echter geen kwade trouw op.
Een Nederlandse man staat vanaf 8 oktober 1999 ingeschreven in de Nederlandse Antillen. De inspecteur meent dat de man in elk geval vanaf begin 2002 in Nederland woonde. Hij nodigt hem uit tot het doen van aangifte voor 2002 tot en met 2013, en stuurt voor die jaren aangiftebiljetten binnenlandse belastingplicht mee. Op dat moment is de aanslagtermijn al verlopen voor 2002 tot en met 2010. De man stelt (alleen) dat hij niet in Nederland woonde, en doet geen aangifte.
Hof Den Bosch bevestigde de over 2002 tot en met 2010 opgelegde navorderingsaanslagen. Er kon ook na de aanslagtermijn een uitnodiging tot het doen van aangifte worden verstuurd. De inspecteur beschikte voor de genoemde jaren niet over een nieuw feit, maar navordering was mogelijk op grond van kwade trouw omdat de aangiftebiljetten niet waren teruggestuurd (zie NTFR 2020/2790).
Geen navordering mogelijk
De Hoge Raad bevestigt dat er ook na de aanslagtermijn een uitnodiging tot het doen van aangifte kan worden verstuurd. Op die manier kan de inspecteur informatie verkrijgen voor het opleggen van een navorderingsaanslag, waarbij het niet uitmaakt dat hiervoor ook andere wettelijke methoden bestaan. Het verzenden van de uitnodiging ná de aanslagtermijn betekent in dit geval echter dat de inspecteur niet kan navorderen op grond van kwade trouw. Voor kwade trouw moet de betreffende gedraging (hier: het niet terugsturen van de aangiftebiljetten) namelijk plaatsvinden vóór het vaststellen van de aanslag, dan wel vóór het verstrijken van de aangiftetermijn. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de man onjuiste informatie verstrekte binnen de aanslagtermijn, noch dat hij niet voldeed aan een wettelijke inlichtingenverplichting.
Wet: art. 6 AWR, art. 11 AWR, art. 16 AWR en art. 47 AWR
Geef een reactie