Wie van de fiscus een kwijtscheldingsbeschikking heeft ontvangen maar niet voldoet aan de voorwaarden die daarin staan, kan zich niet beroepen op een kwijtschelding van zijn belastingschulden.
Een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (FE OB) had de omzetbelasting die zij volgens haar aangiftes was verschuldigd, niet voldaan. De FE OB kreeg daarom naheffingsaanslagen omzetbelasting inclusief verzuimboeten opgelegd. Ook moest de FE OB invorderingskosten betalen. De FE OB bleef echter de betalingen schuldig. Daarop stelde de ontvanger van de belastingen een vennootschap binnen de FE OB aansprakelijk voor de onbetaalde btw, boetes en invorderingskosten. De vennootschap tekent beroep tegen de aansprakelijkstelling aan en stapt naar Rechtbank Den Haag.
Twee betalingstermijnen als voorwaarden
De vennootschap wijst de rechtbank erop dat voor de groep van ondernemingen waartoe onderdelen van de FE OB behoren een kwijtscheldingsbeschikking is afgegeven. Maar de rechtbank constateert dat in die beschikking twee betalingstermijnen als voorwaarden zijn genoemd. De groep heeft niet binnen die termijn betaald en heeft dus niet voldaan aan de voorwaarden voor kwijtschelding. Daarnaast loopt nog een civiele procedure over openstaande schulden van de FE OB. De vennootschap kan daarom volgens het hof niet stellen dat de belastingschuld niet meer bestaat. Ten slotte kan men geen beroep instellen tegen een kwijtscheldingsbeschikking bij de bestuursrechter. De andere argumenten van de vennootschap falen eveneens. De rechtbank verklaart haar beroep daarom ongegrond.
Wet: art. 7 Wet OB 1968, art. 32, tweede lid en 43 IW 1990 en art. 8:5 Awb
Regeling: art. 1 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Bijlage 2 Awb)
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 4 juli 2019 (gepubliceerd 6 september 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:9203
Geef een reactie