Als de belastingadviseur in eerste instantie bewust een duidelijk onjuiste aangifte indient en daarna een juiste aangifte, heeft de inspecteur geen nieuw feit nodig om te kunnen navorderen. Er is dan namelijk sprake van kwade trouw. De fiscus heeft dan ook de mogelijkheid om de verliesbeschikking te herzien.
Een steakhouse-houder had de ib-aangifte over 2004 door zijn adviseur laten invullen en op 13 mei 2006 ingediend. Deze aangifte bevatte niet de gegevens die de inspecteur nodig had om de winst op de juiste manier vast te stellen, omdat er in het geheel geen winst uit onderneming was opgegeven. Op 20 oktober 2006 stuurde de adviseur een nieuwe aangifte in over het jaar 2004. Bij de rechter voerde hij aan dat de eerdere aangifte per ongeluk was verstuurd, maar de rechter vond dat dit uit niets bleek. De rechter nam dan ook aan dat de adviseur bewust een onjuiste aangifte had gedaan voor de steakhouse-houder en dat hij ter kwader trouw was ten aanzien van de opgegeven feiten over de winst. Deze kwade trouw werd de ondernemer toegerekend. Daarom waren er geen nieuwe feiten nodig voor de inspecteur om toch te kunnen navorderen. Dit gold ook voor het herzien van het verlies.
Wet: artikel 16 AWR
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 6 februari 2014 (gepubliceerd op 5 november 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:4414
Geef een reactie