Op 21 april 2017 wees de Hoge Raad een aantal arresten waarin een Zwitsers bankconcern de hoofdrol speelde. Nu moet de Hoge Raad opnieuw een oordeel geven. Dit maal over de parallellie tussen de interne en externe financieringen Zonder parallellie geen renteaftrek.
Credit Suisse is een internationaal opererende bank. Naast de hoofdvestiging in Zwitserland, had zij een vaste inrichting in het Verenigd Koninkrijk en een dochtermaatschappij in het Verenigd Koninkrijk. Voor de financiering van de vennootschap uit het Verenigd Koninkrijk koos Credit Suisse ervoor Nederlandse vennootschappen met boekwinsten aan te kopen. Vervolgens leende de vaste inrichting uit het Verenigd Koninkrijk gelden uit aan de Nederlandse vennootschappen die waren aangekocht. Deze vaste inrichting trok daarvoor ook extern gelden aan. Door de rentelasten die hierdoor ontstonden, konden die vennootschappen aanspraak maken op verliesverrekening. Zie hierover uitgebreid: ‘Oordeel Hoge Raad in arresten Credit Suisse’.
Verwijzingshof
Nederlandse vennootschappen werden binnen het concern aangekocht en vervolgens gingen die Nederlandse vennootschappen leningen aan om deelnemingen te verwerven. In beginsel was de rente op deze leningen niet aftrekbaar, tenzij er sprake was van een parallellie tussen de leningen van vaste inrichting in het VK en de door de laatste aangetrokken externe financieringen. Het verwijzingshof oordeelde dat er onvoldoende parallellie bestond. De stelling dat eerst extern geld moest worden aangetrokken voordat er intern geld kon worden uitgeleend was te algemeen. Het concern hanteerde niet altijd dezelfde rente voor een interne lening als de corresponderende externe lening. Soms liepen interne leningen door terwijl externe leningen werden afgelost of liepen externe leningen door en werden interne leningen afgelost.
Bepalende factoren
De Hoge Raad geeft aan dat voor het aannemen van parallellie in de vergelijking tussen de interne lening en externe lening een aantal factoren van belang zijn. Deze factoren zijn in ieder geval, de looptijd van de interne en externe lening, het aflossingsschema, de rentevergoeding, de omvang en het tijdstip waarop de leningen zijn aangegaan. De Hoge Raad komt tot het oordeel op basis van de door het hof vastgestelde feiten dat er geen parallelllie is tussen de interne leningen en de externe leningen en bevestigt de uitspraak van het hof.
Meer informatie: Hoge Raad 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:394
Geef een reactie