De Hoge Raad oordeelt dat in een procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet om een btw-factuur kan worden verzocht. Het cassatiemiddel tegen de niet-ontvankelijkverklaring was echter terecht ingesteld. Het hof had onderzoek moeten doen naar de gronden van het beroep van de belastingplichtige. Met commentaar van mr. Kim Demandt.
Een btw-ondernemer maakte bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die hij ontving voor parkeren aan de straat. In zijn bezwaarschrift verzocht hij de heffingsambtenaar van de gemeente tevens om een factuur met omzetbelasting zodat hij de btw ter zake van de parkeervergoeding zou kunnen verrekenen. De heffingsambtenaar wees het verzoek om een btw-factuur af. Voor Hof Den Haag was in geschil of dit terecht was. Hof Den Haag oordeelde dat een bezwaar, beroep of hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden als het de indiener niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het besluit en de eventuele bestreden bijkomende rechterlijke beslissingen (zoals griffierechtvergoeding, proceskostenvergoeding en schadevergoeding). Het verzoek om uitreiking van een btw-factuur kon niet worden aangemerkt als een verzoek om een bijkomende rechterlijke beslissing. De btw-ondernemer heeft namelijk bij het verzoek een buiten de bestreden naheffingsaanslag gelegen belang; het creëren van een recht op aftrek van omzetbelasting. Het hof verklaarde het beroep daarom niet-ontvankelijk. De Hoge Raad oordeelt dat dit ten onrechte is. Het hof had onderzoek moeten doen naar de gronden die de btw-ondernemer had aangevoerd tegen de uitspraak op bezwaar, die gronden konden niet leiden tot vernietiging van die uitspraak. De klacht dat de heffingsambtenaar een btw-factuur had moeten uitreiken, faalt.
Reactie mr. Kim Demandt
Taxence vroeg Kim Demandt, werkzaam bij Hertoghs advocaten om een reactie:
'De crux in deze zaak zit is dat de belastingplichtige in plaats van een naheffingsaanslag parkeerbelasting een factuur in de zin van artikel 34c Wet OB 1968 wil ontvangen. Hof Den Haag verwijst naar het arrest van de Hoge Raad uit 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV0655) om te onderbouwen dat de belastingplichtige niet-ontvankelijk is in het hoger beroep omdat hij geen belang daarbij heeft. Het verzoek van de belastingplichtige is erin gelegen om recht op aftrek van omzetbelasting te creëren en dat is geen belang dat hoort bij het bestrijden van de naheffingsaanslag parkeerbelasting, aldus het hof.
De Hoge Raad creëert in een kort gemotiveerd arrest hierover duidelijkheid. Dat was in mijn optiek ook nodig, want de lagere rechtspraak, hoewel niet in groten getale voorhanden, was wisselend. De Hoge Raad verwijst terecht naar het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:878) waarin is geoordeeld dat niet-ontvankelijkheid volgt als de belastingplichtige geen belang heeft bij het rechtsmiddel. ‘Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht.’
Uit de arcering in het aangehaalde citaat blijkt dat de rechter onderzoek moet doen naar de gronden van het beroep van de belastingplichtige. Daarvan geeft de uitspraak van het hof geen blijk. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatiemiddel tegen de niet-ontvankelijkverklaring dan ook terecht is voorgesteld. Pas als dat onderzoek naar de gronden heeft plaatsgevonden, kan een oordeel worden gevormd over het al dan niet aanwezig zijn van een belang. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de belastingplichtige geen belang heeft bij uitreiking van een factuur met omzetbelasting. Het is dus een pyrrusoverwinning voor de belastingplichtige.'
Tax Talks
Binnenkort verschijnt in Tax Talks een e-learning van mr. Kim Demandt en mr. Angelique Perdaems over de verlengde navorderingstermijn voor buitenlands inkomen of vermogen. Bent u nog geen abonnee? Neem dan nu een kennismakingsabonnement voor slechts € 49!
Wet: art. 8.70 Awb; art. 34c OB 1968; art. 225 Gemeentewet
Meer informatie: Hoge Raad 23 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:412
Geef een reactie