In beginsel heeft een belanghebbende recht op een vergoeding van immateriële schade als een beroepsprocedure langer duurt dan de redelijke termijn. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat deze vergoeding achterwege kan blijven als het geschil maar een gering financieel belang heeft.
Het hof nam als uitgangspunt dat sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn als de rechtbank niet binnen twee jaar na aanvang van de termijn een uitspraak had gedaan in het belastinggeschil. Hierin moest ook de duur van de bezwaarfase zijn opgenomen. Overigens stelde het hof ook dat de benodigde tijd voor een nadere uitspraak over een toe te kennen schadevergoeding buiten beschouwing moest blijven. In de desbetreffende zaak ging het om een geschil over aanmaningskosten. Het hof constateerde dat het geschil drie jaar en twee weken had geduurd. De redelijke termijn was dus met één jaar en twee weken overschreden. Het geschil ging echter om een bedrag van maar € 14. Volgens het hof was de vaststelling van de rechter dat inbreuk was gemaakt op het rechtszekerheidsbeginsel in deze zaak al voldoende. De belanghebbende had daarom geen recht op een vergoeding voor de kosten van immateriële schade.
Wet: artikel 8:91 Awb
Meer informatie: Hof Amsterdam, 25 juli 2013 (gepubliceerd 14 augustus 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:2433
Geef een reactie