Wie in beroep gaat tegen een duidelijke maar kleine vergissing van de rechtbank in het toekennen van het te vergoeden griffierecht, heeft volgens Hof Amsterdam geen recht op een proceskostenvergoeding.
Een automobilist had bij de rechtbank beroep aangetekend omdat hij het niet eens was met zijn naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank verklaarde zijn beroep gegrond en bepaalde dat de gemeente het griffierecht moest vergoeden. De vergoeding voor het griffierecht bedroeg één euro minder dan het door de automobilist betaalde bedrag. Maar dat was reden genoeg voor de automobilist om beroep aan te tekenen. Het hof was het met de automobilist eens dat de rechtbank het griffierecht verkeerd had vastgesteld en dat dit moest worden gecorrigeerd. De gegrondverklaring van het beroep was echter geen reden om een proceskostenvergoeding aan de automobilist toe te kennen, aldus het hof. De kennelijke en evidente vergissing van de rechtbank was een absoluut en relatief zeer gering bedrag. Het kosten maken voor en inroepen van beroepsmatige rechtsbijstand is in zo’n geval niet redelijk. Wel kreeg de automobilist het griffierecht dat hij voor het hoger beroep moest betalen, vergoed.
Wet artikelen 8:75 en 8:108 Awb
Meer informatie: Hof Amsterdam 18 januari 2018 (gepubliceerd 24 januari 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:96
Geef een reactie