Als een buitenlandse student in de 24 maanden vóór zijn tewerkstelling in Nederland al meer dan acht maanden in Nederland heeft gewoond, kan hij geen aanspraak maken op de toepassing van de 30%-regeling. Het volgen van een studie en stage in Nederland kan volgens Rechtbank Noord-Holland ook leiden tot een te lang verblijf in Nederland.
Een werkgever mag de 30%-regeling alleen toepassen op het loon van ingekomen werknemers en uitgezonden werknemers. Om als inkomende werknemer te kwalificeren, moet een werknemer aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet hij in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden vóór het begin van de tewerkstelling in Nederland woonachtig zijn op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse (lands)grens.
Internship contract
In een zaak voor de rechtbank volgde een Italiaanse student in het kader van zijn studie aan de Universiteit van Bologna van 1 juli 2012 tot en met 1 december 2012 een aantal vakken aan de Technische Universiteit Delft. Op 1 oktober 2012 tekende de student een ‘internship contract’ bij een Nederlands bedrijf om na afronding van zijn studie van 7 januari 2013 tot en met 7 april 2013 werkzaamheden te verrichten. De Universiteit van Bologna had niets te maken met het tot stand komen van dit ‘internship contract.’ Op 3 juni 2013 sluit het Nederlandse bedrijf een arbeidscontract voor twaalf maanden met de afgestudeerde Italiaan. De man meent dat hij kwalificeert als een ingekomen werknemer en dat zijn werkgever de 30%-regeling mag toepassen. Maar de fiscus constateert dat de man vanaf 11 oktober 2012 onafgebroken als inwoner van Nederland stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Ook beschikte de man vanaf 1 juli 2012 over zelfstandige woonruimte in Nederland. Hij was daardoor volgens de toenmalige 30%-regeling te lang woonachtig in Nederland om een ingekomen werknemer te zijn. De rechtbank is het eens met de Belastingdienst. Dat de man ook banden had met Italië, sluit het woonachtig zijn in Nederland niet uit. De inspecteur heeft de toepassing van de 30%-regeling terecht geweigerd.
Wet: art. 31a, tweede lid, onderdeel e en zevende lid Wet LB 1964 en art. 4, eerste lid AWR
Besluit: art. 10e UBLB 1965
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 11 september 2019 (gepubliceerd 24 september 2019), ECLI:NL:RBNHO:2019:7844
Geef een reactie