In het kader van de aanpak van belastingfraude heeft de Europese Commissie twee wijzigingen voorgesteld in de Moeder-Dochterrichtlijn. De Nederlandse regering heeft aangegeven de voorgestelde antimisbruikmaatregel niet te steunen en staat daarin niet alleen.
Op 25 november jl. publiceerde de Europese Commissie een voorstel tot aanpassing van de Moeder-Dochterrichtlijn. Het doel is om gesignaleerde mogelijkheden voor het ontgaan van vennootschapsbelasting te bestrijden binnen de Europese Unie. De voorgestelde wijzigingen bestaan uit twee onderdelen, namelijk een gewijzigde algemene antimisbruikbepaling en wijzigingen om ontvangen betalingen op grensoverschrijdende hybride leningen niet langer vrij te stellen.
Hybride leningen
Hybride leningen zijn financieringsinstrumenten die de kenmerken hebben van zowel eigen als vreemd vermogen. Als gevolg van de verschillende fiscale kwalificaties die de lidstaten aan hybride leningen geven (eigen of vreemd vermogen), is er dubbele niet-heffing bij uitkeringen op een grensoverschrijdende hybride lening. In de ene lidstaat (de lidstaat van de betaler) wordt de uitkering behandeld als fiscaal aftrekbare kosten en in de andere lidstaat (de lidstaat van de begunstigde) als een belastingvrije uitkering van winst (dividend). Dit leidt tot een ongewenste dubbele niet-heffing. De Europese Commissie stelt nu voor dat de ontvangende lidstaat dezelfde fiscale kwalificatie moet hanteren als die welke de bronlidstaat geeft aan uitkeringen op hybride leningen (dit betekent dat er geen belastingvrijstelling kan worden verleend voor uitkeringen op hybride leningen die aftrekbaar zijn in de bronlidstaat).
Antimisbruikregeling
Als tweede maatregel is voorgesteld om de huidige antimisbruikbepaling in de Moeder-Dochterrichtlijn te vervangen door een algemene, gemeenschappelijke antimisbruikbepaling. Met deze antimisbruikregeling kunnen de lidstaten kunstmatige constructies negeren en erop toezien dat belastingheffing plaatsvindt op basis van reële economische criteria. De lidstaten zijn verplicht om de antimisbruikregeling toe te passen. Het is de bedoeling dat de lidstaten de gewijzigde Moeder-Dochterrichtlijn uiterlijk op 31 december 2014 toepassen.
Geen steun
In de eerste wijziging kan Nederland zich vinden, zo gaf de staatssecretaris van Financiën onlangs aan. Het is een gerichte oplossing waarmee het creëren van een belastingaftrek zonder dat daar een heffing tegenover staat, binnen de EU op effectieve wijze kan worden opgelost. De Regering steunt echter het tweede voorstel niet, zo bleek tijdens de bespreking in de Eerste Kamer. Ten eerste is de bepaling te algemeen en subjectief opgesteld. Hierdoor kunnen lidstaten er uiteenlopende interpretaties op nahouden over de toepassing van deze bepaling. Dit heeft als gevolg dat er veel onzekerheid zal ontstaan bij bonafide internationaal opererende bedrijven, terwijl deze bedrijven juist de zekerheid willen hebben of hun dividendbetalingen nog steeds onder de Moeder-Dochterrichtlijn vallen. Ten tweede betekent deze bepaling dat Nederlandse verantwoordelijkheden op het gebied van de regelgeving om belastingontwijking te bestrijden, verschuiven naar de EU. Dit gaat volgens het kabinet ten koste van de effectiviteit en de flexibiliteit om nieuwe vormen van misbruik te bestrijden. Tijdens een onlangs gehouden Raadswerkgroep over de aanpassingen van de Moeder-Dochterrichtlijn spraken meerdere lidstaten, met dezelfde argumenten als Nederland, zich uit tegen de voorgestelde algemene antimisbruikmaatregel. Wordt vervolgd.
Meer informatie: Europese Commissie, 25 november 2013, nr. COM(2013) 814 final en ministerie van Financiën, Kamerbrief met reactie op twee onderwerpen n.a.v. debat Notitie Fiscaal Verdragsbeleid, 27 januari 2014
Geef een reactie