In de overeenkomst en akten was extensief bepaald wat moest gebeuren als de ontbindende voorwaarde intrad. Daaruit bleek volgens Hof Arnhem-Leeuwarden de bedoeling dat het verkochte weer bij de verkoper zou terugkeren.
In deze zaak stond het verzoek om teruggaaf van overdrachtsbelasting van ruim € 20.000 ter discussie, die was ingediend door een bv die ‘off balance-financieringen’ aanbood. Deze constructie hield in dat een partij aan de bv zijn sporthal/horecagelegenheid verkocht onder de voorwaarde dat hij deze gedurende een periode van maximaal vijf jaar daarna weer terug kon kopen tegen de ontvangen koopsom. In de tussenliggende periode kon de verkoper het pand gewoon gebruiken als huurder. De inspecteur weigerde de teruggaaf van overdrachtsbelasting, omdat naar zijn mening geen sprake was van een overeenkomst onder ontbindende voorwaarden maar het feitelijk ging om een overeenkomst met terugkoopoptie. Uit de teksten van de koopovereenkomst, akte van levering en akte van ontbinding en in samenhang met de gedragingen van de partijen, leidde het hof af dat het steeds de bedoeling was dat het verkochte terug zou keren bij de verkoper. Het zou de bedoeling zijn dat de koper na het sluiten van de koopovereenkomst nog geen reëel eigenaar werd. Er was dus geen sprake van een overeenkomst onder ontbindende voorwaarden, zodat niet aan de voorwaarden van artikel 19 WBR werd voldaan. De inspecteur had het verzoek tot teruggaaf van overdrachtsbelasting terecht geweigerd.
Wet: artikel 19 WBR
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 november 2015 (4 december 2015), ECLI:NL:GHARL:2015:8878
Geef een reactie