Als iemand een schenking ontvangt van een schenker die nog geen 180 dagen later overlijdt, moet hij de schenking aanmerken als een verkrijging krachtens erfrecht. Maar deze bepaling leidt er niet toe dat men de schenkbelasting kan terugvragen als blijkt dat het ontvangen van een erfenis niet leidt tot de heffing van erfbelasting.
Hof Den Haag bevestigde dit in de volgende zaak. Een vrouw had 1 oktober 2009 van haar ouders een onroerende zaak gekregen en daarover € 4.149 aan schenkingsrecht (de voorloper van de schenkbelasting) betaald. Haar vader overleed in januari 2010. De inspecteur constateerde naar aanleiding van de aangifte erfbelasting dat hij de dochter geen aanslag erfbelasting zou opleggen. De vrouw stelde dat zij daardoor recht had op een teruggaaf van de eerder geheven schenkbelasting. Zij redeneerde dat door de 180-dagenfictie in de Successiewet de schenking werd geacht te behoren tot de erfenis. Dankzij de vrijstelling bij vererving (die hoger is dan de vrijstelling bij schenking) zou zij geen erfbelasting hoeven te betalen. En daardoor zou zij recht hebben op een teruggaaf van de schenkbelasting. De belastingrechter wees erop dat de wet deze redenering niet ondersteunt. De 180-dagenfictie is bedoeld om te voorkomen dat men erfbelasting kan ontlopen door in het zicht van overlijden schenkingen te doen. In dat geval is wel een verrekening met de schenkbelasting mogelijk om dubbele belasting te voorkomen. In deze situatie was echter geen sprake van dubbele heffing, zodat de verrekening of teruggaaf van het schenkingsrecht evenmin aan de orde was.
Wet: artikelen 7, tweede lid en 12, eerste en tweede lid SW 1956
Meer informatie: Hof Den Haag, 17 januari 2014 (gepubliceerd 16 september 2014), ECLI:NL:GHDHA:2014:2796
Geef een reactie