Ontbreekt een vervangingsvoornemen, maar vormt men toch een herinvesteringsreserve? Dan kan de inspecteur alleen een vergrijpboete opleggen als hij kan aantonen dat het ten onrechte vormen van de hir te wijten is aan grove schuld van de ondernemer.
Om vast te kunnen stellen of sprake is van een vervangingsvoornemen kijkt de fiscus niet alleen of het voornemen aanwezig is bij de vennootschap. Maar ook de handelingen van het bestuur en/of de feitelijke leiding spelen daarbij een belangrijke rol. Het is aan de ondernemer om te bewijzen dat een hir kan worden gevormd. Slaagt hij niet daarin, dan kan de fiscus een navorderingsaanslag en een vergrijpboete opleggen. Als de fiscus kan aantonen dat sprake is van grove schuld, kan de ondernemer een vergrijpboete opgelegd krijgen.
Geen kennis
In een zaak voor Hof Leeuwarden oordeelde de rechter dat een hir ten onrechte was gevormd. De bv had namelijk een groot deel van de verkoopopbrengst van het verkochte bedrijfspand aan de aandeelhouder uitgeleend. Daar stond overigens geen aflossingsverplichting tegenover. Daarnaast was volgens het hof ook geen sprake van een dwingende morele verplichting een vervangend bedrijfspand te zoeken voor de huurders van het verkochte bedrijfspand. Dit was namelijk niet schriftelijk vastgelegd. Het hof vernietigde wel de opgelegde vergrijpboete, omdat de aandeelhouder geen kennis bezat van de herinvesteringsreserve. Hij had blindelings vertrouwd op zijn adviseurs. Dat de aandeelhouder contact had met personen die werkzaam waren in de vastgoedsector en in Italië had geïnvesteerd in woningbouwprojecten wilde nog niet zeggen dat hij kennis had van de Nederlandse belastingwetgeving over herinvesteringen.
Meer informatie: Hof Leeuwarden, 26 april 2012 (gepubliceerd 3 mei 2012), LJN: BW4716
Geef een reactie