Vorig jaar oordeelde de Hoge Raad dat bij het toetsen aan de voorwaarden voor de inkeerregeling het moment van inkeer bepalend is. Daarom hoeven medewerkers van de Belastingdienst geen zogeheten voorbehoud legaliteitsbeginsel meer te maken als zij een vaststellingsovereenkomst voor de inkeerregeling willen sluiten.
Aangiftevergrijp
Het opzettelijk indienen van een onjuiste of onvolledige aangifte met betrekking tot de aanslagbelastingen is een vergrijp. Op dit aangiftevergrijp staat een maximale boete van:
- 100% van het bedrag van de aanslag voor zover dit aanslagbedrag door de opzet van de belastingplichtige niet zou zijn geheven. Als de inspecteur bij het opleggen van de aanslag rekening heeft gehouden met verrekenbare verliezen, moet hij deze verliesverrekening negeren bij het berekenen van de maximale vergrijpboete; of
- 300% van het ten onrechte niet-geheven bedrag van de aanslag voor zover dit bedrag betrekking heeft op box 3-inkomen.
Tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden zoals recidive zal doorgaans bij opzet de vergrijpboete de helft van het maximum bedragen.
Huidige inkeerregeling
De inkeerregeling is bedoeld om belastingplichtigen te stimuleren om alsnog een juiste en volledige aangifte in te dienen of juiste informatie te verstrekken. De huidige inkeerregeling werkt als volgt. Bij een tijdige inkeer legt de Belastingdienst geen vergrijpboete op. Voor zover het gaat om verzwegen inkomen of vermogen uit het buitenland, mag de inspecteur sinds 1 januari 2018 wel een boete opleggen. Als de inkeer te laat, maar geldig plaatsvindt, vormt deze inkeer een verzachtende omstandigheid. Dat betekent dat de inspecteur de hoogte van de vergrijpboete beperkt.
Tijdige inkeer
Wil een inkeer tijdig plaatsvinden, dan moet de belastingplichtige de juiste aangifte indienen of de juiste gegevens leveren:
- uiterlijk twee jaar nadat hij het aangiftevergrijp heeft begaan; en
- voordat hij weet of in alle redelijkheid zou moeten weten dat de fiscus op de hoogte is van zijn vergrijp.
Verharding inkeerregeling
De inkeertermijn van twee jaar is op 1 juli 2009 ingevoerd. Vóór die datum was alleen van belang dat inkeer plaatsvond voordat de belastingplichtige wist of moest weten dat de inspecteur achter het aangiftevergrijp was gekomen. Voor de Hoge Raad is de vraag gekomen hoe deze wijziging uitpakt voor belastingplichtigen die vóór 1 juli 2009 een aangiftevergrijp hebben begaan maar na 1 juli 2009 zijn ingekeerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het moment van inkeer bepalend is of de Belastingdienst een vergrijpboete mag opleggen of niet. Zie: ‘Moment van inkeer is bepalend voor vergrijpboete’.
Geen voorbehoud meer
Uit een op een WOB-verzoek openbaar gemaakt document blijkt wat bij de Belastingdienst de vervolgacties zijn op het arrest van de Hoge Raad. Medewerkers van de Belastingdienst moeten bij het aangaan van vaststellingsovereenkomsten vanwege vrijwillige inkeer geen voorbehoud legaliteitsbeginsel te maken. Is een bezwaarschrift conform het sjabloon VSO aangehouden? Dan zal de bezwaarbehandelaar dit bezwaarschrift afhandelen. Daarbij zal hij voor zover mogelijk de wederpartij verzoeken het bezwaar in te trekken. In sommige gevallen is afgeweken van het sjabloon VSO. Daardoor kon de belanghebbende in bezwaar ook de hoogte van de boete bestreden. Van deze bezwaarschriften zal een individuele herbeoordeling plaatsvinden.
Besluit: § 26 BBBB
Meer informatie: ministerie van Financiën 1 maart 2019
Geef een reactie