Een verzoek om een voorlopige voorziening wordt in een financieel geschil alleen gehonoreerd als het financiële belang zodanig zwaarwegend is dat sprake is van een financiële noodsituatie. Dit heeft de rechter duidelijk gemaakt aan een AWBZ-verzorgster die stelde dat zij in financiële problemen dreigde te komen, doordat de fiscus haar een VAR-loon had gegeven in plaats van een VAR-wuo.
De verzorgster in kwestie was werkzaam in dienstbetrekking bij drie verschillende thuiszorginstellingen. Daarnaast had zij een onderneming die zich richtte op 24 uurs-zorg. Haar opdrachtgevers waren AWBZ-bemiddelingskantoren. De vrouw verzocht de inspecteur om de voordelen die zij genoot uit deze werkzaamheden aan te merken als winst uit onderneming. Maar de inspecteur gaf haar een VAR-loon. De vrouw stelde dat nu zij niet meer over een VAR-wuo beschikte, zij niet meer door de bemiddelingskantoren zou worden ingeschakeld. Ze zou hierdoor niet meer in staat zijn haar vaste lasten te betalen. Aangezien zij de inspecteur niet op andere gedachten kon brengen, besloot zij naar de voorzieningsrechter te stappen. Ze verzocht de rechter om de VAR-loon te wijzigen in een VAR-wuo.
Geen onverwijlde spoed
De rechter wees het verzoek af, omdat de vrouw niet aannemelijk kon maken dat sprake was van onverwijlde spoed. Volgens de rechter kon de vrouw met de looninkomsten die zij uit dienstbetrekking verwierf ruim boven het bestaansinkomen blijven. Verder oordeelde de rechter dat voor zover sprake zou zijn van nijpende financiële problemen deze niet waren veroorzaakt door de beslissing van de inspecteur om een VAR-loon in plaats van een VAR-wuo te verstrekken. Die beslissing was gebaseerd op de door de inspecteur voorgestane uitleg van de wettelijke bepalingen inzake het verstrekken van AWBZ-thuiszorg in natura. Zolang nog niet definitief in rechte vaststaat of bij AWBZ-thuiszorg in natura sprake kan zijn van winst uit onderneming, kan de inspecteur buiten het bestaan van een financiële noodsituatie niet worden gedwongen om van zijn huidige wetsinterpretatie af te wijken, aldus de rechter. De door de vrouw gestelde financiële problemen zouden dan ook opgeroepen zijn door de gekozen gedragslijn van de AWBZ-bemiddelingskantoren.
Wet: artikel 3.156 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 27 februari 2014 (gepubliceerd op 3 maart 2014), ECLI:NL:RBNNE:2014:989, AWB LEE 14/369
Geef een reactie