Als een eenmanszaak zich normaal gesproken niet bezighoudt met het verstrekken van financieringen, zal de Belastingdienst een aan een ander bedrijf verstrekte lening niet snel accepteren als ondernemingsvermogen.
Een vrouw dreef een eenmanszaak, waarvan de bedrijfsactiviteiten bestonden uit werkzaamheden op het gebied van educatie met betrekking tot serieuze computerspellen bij onderwijsinstellingen. De vrouw verstrekte via haar eenmanszaak een lening aan een B.V. die computerspellen voor vermaak ontwikkelde. De vrouw stelt dat zij de lening heeft verstrekt omdat de B.V. het idee had om een afdeling op te zetten voor de ontwikkeling van serieuze games, gericht op zorg en onderwijs. De vrouw zou misschien in de toekomst werkzaamheden verrichten voor de B.V. Maar in de leningsovereenkomst stond alleen vermeld dat de samenwerking tussen de eenmanszaak en de B.V. bestond uit het verstrekken van een lening.
Buiten de normale bedrijfsuitoefening
Zowel de Belastingdienst als Rechtbank Noord-Holland vindt dat het verstrekken van een lening niet past binnen de normale bedrijfsuitoefening van de eenmanszaak. Bovendien houden de activiteiten van de B.V. in de ogen van de rechtbank geen verband met de activiteiten van de eenmanszaak. Evenmin is sprake van een belegging van tijdelijk overtollige liquide middelen. De rechtbank oordeelt dat de lening niet behoort tot het ondernemingsvermogen van de vrouw. Waardedalingen op deze lening zijn dus niet aftrekbaar.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 30 april 2019 (gepubliceerd 8 mei 2019), ECLI:NL:RBNHO:2019:3508
Geef een reactie