De Hoge Raad oordeelt dat het aanbod van een gemachtigde om op de zitting onder ede een verklaring af te leggen moet worden aangemerkt als een aanbod tot het leveren van getuigenbewijs.
De rechtbank had in eerste instantie geoordeeld dat niet alleen een partij, maar ook de gemachtigde van die partij niet als getuige kan worden gehoord. Maar de Hoge Raad gaf aan dat de rechtbank daarmee was uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Het aanbod van de gemachtigde om onder ede een verklaring af te leggen, had moeten worden aangemerkt als een aanbod tot het leveren van bewijs door middel van een getuige. Het ging in deze zaak om de vraag of een beroepschrift op tijd ter post was aangeboden. Aangezien de gemachtigde het beroepschrift in de brievenbus had gedaan, bood hij aan onder ede een verklaring af te leggen. Dit had de rechter moeten toelaten. De Hoge Raad verwees de zaak dan ook. Daarbij gaf de Hoge Raad aan dat de rechter in belastingzaken bij de beoordeling van de ontvankelijkheid ambtshalve onderzoek moet doen naar de aannemelijkheid van feiten die door de beroepspartij hierover worden aangevoerd.
Meer informatie: Hoge Raad, 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:783
Geef een reactie