Ook al is een verklaring van erfrecht geen dwingend bewijs van het erfgenaam zijn, toch mag een gemeente om zo’n verklaring vragen als zij wil weten of iemand als erfgenaam bevoegd is om in bezwaar te gaan tegen een WOZ-beschikking. Tot dit oordeel komt Rechtbank Oost-Brabant.
Een eigenaar van een woning had zijn echtgenote en zijn zoon in zijn testament aangewezen als erfgenaam. Na het overlijden van de eigenaar dienden zijn erfgenamen een bezwaarschrift in tegen een WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2017. De gemeente vroeg daarop van de erfgenamen om een machtiging die namens alle erfgenamen was ondertekend. Daarnaast wilde zij een verklaring van erfrecht waaruit zou blijken wie de erfgenamen waren. De erfgenamen stuurden een machtiging op die alleen de weduwe van de erflater had ondertekend. Later ontving de gemeente ook het testament. De gemeente vindt dat de erfgenamen een ontoereikende volmacht hebben ingediend en verklaart hun bezwaarschrift niet-ontvankelijk. De erfgenamen beginnen daarop een beroepsprocedure. Zij stellen dat de gemeente geen machtiging van hen mocht verwachten, omdat zij ieder voor zichzelf bezwaar hadden kunnen maken.
Bepalen rechtsgeldig testament
Maar de rechtbank wijst hen erop dat zij als erven in bezwaar zijn gegaan en niet als individuele erfgenamen. Een individuele erfgenaam en de erven zijn te onderscheiden rechtssubjecten. De rechtbank vindt evenmin dat de gemeente tevreden had moeten zijn met het testament. Een verklaring van erfrecht kan namelijk helpen bij het bepalen of sprake is van een rechtsgeldig testament. De gemeente mag dus om zo’n verklaring vragen, zodat zij beter kan beoordelen wie gerechtigd is tot het indienen van een bezwaarschrift. Dat een verklaring van erfrecht geen dwingend bewijs van erfgenaam zijn hoeft op te leveren, doet daar niets aan af. Bovendien meent de rechtbank dat het overleggen van een verklaring van erfrecht voor de erfgenamen geen hoge drempel vormt om bezwaar te maken. De rechtbank oordeelt dat de gemeente het bezwaarschrift van de erfgenamen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Wet: art. 4:187 en 4:188 BW, art. 6:5 en 6:6, onderdeel a en art. 26a AWR
Meer informatie: Rechtbank Oost-Brabant 21 december 2018 (gepubliceerd 11 januari 2019), ECLI:NL:RBOBR:2018:6479
Geef een reactie