Het kan gebeuren dat op grond van nieuwe wetgeving bepaalde legale bedrijfsactiviteiten gefaseerd verboden worden. Deze situatie zal vaak leiden tot een sterke WOZ-waardedaling van de gebouwen die in het kader van deze activiteiten worden gebruikt.
Zo is op 25 januari 2014 de Wet verbod pelsdierhouderijen ingevoerd. Voor bestaande pelsdierhouderijen geldt de komende jaren nog overgangsrecht. Maar pelsdierhouderijen die na 15 januari 2013 worden, kunnen door het verbod niet meer als zodanig in gebruik blijven. Dit heeft invloed op de waarde van de gebouwen die voor verboden geworden bedrijfsactiviteiten worden gebruikt. Uit een uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant blijkt dat deze gebouwen praktisch waardeloos zijn. Daarnaast zullen potentiële kopers kosten moeten maken voor het slopen van die gebouwen. De grond waarop de gebouwen staan, zal wel een positieve waarde hebben. De gemeente hoeft de WOZ-waarde voor de gehele onroerende zaak daarom niet per se op nihil te stellen, maar de invoering van een bedrijfsgebod zal de WOZ-waarde wel (flink) drukken. De overdrachtsfictie in de Wet WOZ gaat niet zo ver dat de gemeente eventuele waardedrukkende effecten van wettelijk voorschriften mag negeren, aldus de rechtbank.
Wet: artikel 17, tweede lid Wet WOZ
Meer informatie: Rechtbank Oost-Brabant 30 november 2017 (gepubliceerd 8 januari 2018), ECLI:NL:RBOBR:2017:6362
Geef een reactie