Staat een kind jonger dan 12 jaar niet op hetzelfde woonadres ingeschreven in de basisregistratie personen als de ouder? Dan kan die ouder onder voorwaarden toch recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting als het kind ten minste drie gehele dagen per week bij die ouder verblijft (co-ouderschap).
Twee ex-partners hadden een ouderschapsplan opgesteld voor hun 10-jarige dochter. Over een periode van 14 dagen verbleef de dochter vier volledige dagen en vier halve dagen bij haar vader.
Medewerker Belastingdienst
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of de man recht heeft op toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het hof overweegt dat uit het verblijfschema volgt dat de dochter in perioden van 14 dagen eenmaal vier dagen en eenmaal twee dagen bij de vader verblijft. Hoe het begrip ‘week’ ook wordt toegepast, er is geen enkele week of periode van zeven dagen, waarin de dochter ten minste drie hele dagen bij de vader verblijft. Een verblijf van zes dagen per twee weken leidt wel tot een gemiddeld verblijf van drie dagen per week, maar niet tot een verblijf van doorgaans drie dagen per week. De vader voldoet volgens het hof dan ook niet aan de voorwaarde dat de dochter doorgaans ten minste drie gehele dagen bij hem verblijft. Het beroep van de man op het innemen van een welbewust standpunt door een medewerker van de Belastingdienst vanwege het wel toestaan van de inkomensafhankelijke combinatiekorting in een volgend jaar kan de man niet baten. De gedragingen van de desbetreffende medewerker van de Belastingdienst vonden al plaats op het moment dat er over de aanslag van het voorgaande jaar werd geprocedeerd. Daarom kunnen die gedragingen bij de man voor regeling van de aanslag niet het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting zou worden toegepast.
Wet: art. 8.14a Wet IB 2001 en art. 44b UR IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 maart 2019 (gepubliceerd 29 maart 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:2609
Geef een reactie