Om de onderneming van een B.V. geruisloos te laten overgaan in de IB-onderneming van de aandeelhouders, moeten deze aandeelhouders op het overgangstijdstip allemaal natuurlijke personen zijn.
Een B.V. stelde voor Hof Arnhem-Leeuwarden dat zij met terugwerkende kracht op 1 januari 2016 haar onderneming geruisloos kon overdragen aan twee aandeelhouders. De Belastingdienst ging echter niet akkoord met de terugwerkende kracht. Op 1 januari 2016 waren namelijk de aandelen in de B.V. uitsluitend in handen van een holding. Een stichting hield de gecertificeerde aandelen in de holding, terwijl drie persoonlijke holdings de certificaten bezaten. In 2016 vonden diverse transacties plaats. Daardoor verkregen uiteindelijk twee natuurlijke personen op 3 november 2016 de aandelen in de B.V. met de onderneming. Volgens de inspecteur werd toen pas voldaan aan de voorwaarden en kon de onderneming niet eerder geruisloos overgaan. De B.V. stelt dat de wet niet eist dat op het overgangstijdstip alle aandeelhouders natuurlijke personen moeten zijn. Maar het hof haalt deze voorwaarde wel uit de wet. Het hof constateert bovendien dat in deze situatie de economische eigendom niet al op 1 januari 2016 was overgegaan. Dit probleem is niet te verhelpen door in de overeenkomst achteraf op te nemen dat een overgang plaatsvindt met terugwerkende kracht. De B.V. kan dus niet met terugwerkende kracht op 1 januari 2016 de faciliteit van de geruisloze terugkeer toepassen.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2019 (gepubliceerd 22 februari 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:1427
Geef een reactie