In het kader van risicospreiding is het niet zo’n gek idee als een holding via een aantal dochtermaatschappijen vastgoed verkoopt. Deze spreiding zal echter niet leiden tot (meer) aftrek van voorbelasting. Dit blijkt uit een aantal recente uitspraken van Rechtbank Gelderland.
De procedures voor de rechtbank zagen op de volgende situatie. Twee holdings, waarvan een tot een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting behoorde, hielden belangen in andere B.V.’s. Samen hielden de holdings in drie B.V.’s een belang dat varieerde van 68% tot 100%. De FE bezat daarnaast nog 16% van de aandelen in een andere vennootschap. Deze dochtervennootschappen verkochten in drie jaar tijd nogal wat vastgoed. Het ging daarbij om in totaal zes panden, minstens vier appartementsrechten en een perceel. Bovendien had de FE ook nog een pand verkocht. Minimaal tien van deze transacties betroffen btw-vrijgestelde leveringen.
Meer dan incidentele transacties
Toch betrekken de vennootschappen de vrijgestelde leveringen niet in de pro rata-berekening voor de aftrek van voorbelasting over de algemene kosten. Zij stellen dat de verkoop van vastgoed buiten de normale ondernemingsactiviteit, verhuur van vastgoed, valt. De rechtbank verwerpt deze stelling. Feitelijk is hier sprake van vastgoedexploitatie die over verschillende gelieerde vennootschappen is gespreid. In zijn totaliteit bezien hebben er te veel vastgoedverkopen plaatsgevonden om deze verkopen te bestempelen als incidentele transacties. De vennootschappen mogen deze vrijgestelde leveringen daarom niet negeren bij het berekenen van de aftrek voorbelasting.
Wet: art. 15, zesde lid Wet OB 1968
Beschikking: art. 14 Uitv.besch. OB 1968 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0002634&hoofdstuk=VI&artikel=14&z=2020-01-01&g=2020-01-01)
Bronnen: Rechtbank Gelderland 24 december 2019 (gepubliceerd 25 maart 2020) ECLI:NL:RBGEL:2019:6108, AWB 18/4149, Rechtbank Gelderland 24 december 2019 (gepubliceerd 25 maart 2020) ECLI:NL:RBGEL:2019:6110, AWB 18/4151, Rechtbank Gelderland 24 december 2019 (gepubliceerd 25 maart 2020) ECLI:NL:RBGEL:2019:6111, AWB 18/4150 en Rechtbank Gelderland 24 december 2019 (gepubliceerd 25 maart 2020) ECLI:NL:RBGEL:2019:6112, AWB 18/4153
Geef een reactie