Dit standpunt behandelt de vraag over een Total Return on Equity Swap en de toepassing van de artikelen 10c en 25 Wet Vpb 1969 in dat verband. Vraag 2 ziet op de toepassing van artikel 25 Wet Vpb 1969. De toelichting en beschouwing bij het antwoord op vraag 2 zijn aangepast vanwege het arrest van de Hoge Raad van 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:49. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het antwoord op deze vraag, dat antwoord blijft nee.
De feiten van de casus zijn als volgt:
- X NV is een in Nederland gevestigde beursgenoteerde vennootschap.
- Y BV is een met X NV gevoegde dochtermaatschappij die de TRES aangaat op de aandelen van X NV.
- Y BV sluit de TRES af met een buitenlandse financiële dienstverlener, Z.
- De TRES heeft globaal drie verplichtingen c.q. geldstromen tot gevolg. Het is een derivaat waarbij tussen Y BV en Z wordt overeengekomen dat gedurende de looptijd van het contract de waardeontwikkeling van een bepaalde hoeveelheid aandelen in X NV, alsmede de tegenwaarde van op die aandelen uitbetaalde netto dividenden ten goede komt aan c.q. ten laste komt van Y BV. Daartegenover staat dat Y BV aan Z een periodieke vergoeding betaalt.
- Y BV gaat de onderhavige TRES niet aan ter nakoming van aandelen- of optieverplichtingen jegens werknemers.
- De houder van de TRES heeft recht op de geldswaarde van de waardestijging van de afgesproken hoeveelheid aandelen, maar moet bij een waardedaling een bedrag gelijk aan die waardedaling vergoeden.
- De TRES heeft in beginsel een vaste looptijd en bevat de mogelijkheid tot vervroegde beëindiging. Tevens is verlenging mogelijk waarbij partijen opnieuw de voorwaarden overeenkomen.
- Z koopt de contractueel vastgelegde hoeveelheid aandelen X NV in de markt. Z is gehouden om de aandelen X NV in ieder geval in bezit te hebben in de periode van de ex-dividenddatum tot de dividend vaststellingsdatum (‘record date’).
- De TRES verplicht Z op geen enkele wijze om de aandelen X NV te leveren aan X NV of Y BV.
- Z houdt op geen enkel moment 5% of meer van het nominale geplaatste kapitaal van X NV.
De Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting heeft tegelijkertijd de vraag voorgelegd gekregen of de TRES kwalificeert als een inkoop van aandelen zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet op de dividendbelasting 1965. Het standpunt op die vraag is te vinden onder nummer KG:024:2022:16.
Vragen
- Valt een Total Return on Equity Swap (hierna: TRES), aangegaan door een gevoegde dochtermaatschappij met financiële dienstverlener Z, in het kader waarvan Z tijdelijk aandelen in de moedermaatschappij koopt, voor de fiscale eenheid onder artikel 10c Wet Vpb 1969?
- Heeft de fiscale eenheid ex artikel 25 Wet Vpb 1969 recht op verrekening van de dividendbelasting die is ingehouden op de dividenden welke zijn uitgekeerd op de aandelen die door Z uit hoofde van de TRES zijn gekocht?
- Zijn de vergoedingen die de dochtermaatschappij voor de TRES aan Z betaalt voor de fiscale eenheid aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting?
Antwoorden
- Ja. De TRES valt onder artikel 10c Wet Vpb 1969.
- Nee. Er is geen plaats voor verrekening van dividendbelasting ex artikel 25 Wet Vpb 1969, aangezien de fiscale eenheid niet als aandeelhouder gerechtigd is tot de opbrengst en ook niet als bezitter van een dividendbewijs of een soortgelijk recht op de vruchten van het aandeel. De dividendbelasting is daarom niet ten laste van haar ingehouden.
- Nee. De vergoedingen voor de TRES komen niet in aftrek van de winst, maar verminderen als onderdeel van de kostprijs van de TRES het krachtens artikel 10c Wet Vpb 1969 buiten aanmerking blijvende voordeel uit hoofde van de TRES.
Geef een reactie