De wetgever mag van rechtbank Zeeland-West-Brabant de verkrijging van economische eigendom van een woning uitsluiten van het lage tarief van de overdrachtsbelasting. Ook als het een privétransactie is.
In deze zaak heeft een vrouw 80% van de economische eigendom van een woning verkregen. Een woningcorporatie heeft zowel de overige 20% economische eigendom als de juridische eigendom van de woning. De vrouw huurt de overige 20% economische eigendom van de woningcorporatie. In haar aangifte overdrachtsbelasting heeft de vrouw het gewone tarief van de overdrachtsbelasting toegepast. Maar zij gaat in bezwaar en beroep. Zij meent namelijk dat gezien het doel en de strekking van de wettelijke bepalingen hier het lage tarief voor woningen geldt. Dat komt omdat het hier niet gaat om een zakelijke transactie. Het hof wijst echter erop dat de wet de verkrijging van economische eigendom onder het gewone tarief brengt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit niet alleen het geval is bij zakelijke transacties.
Andere situatie dan verkrijging van lidmaatschapsrecht
Vervolgens doet de vrouw een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Daarbij vergelijkt zij haar situatie met die waarin iemand een lidmaatschapsrecht van een vereniging of coöperatie inclusief het recht op (nagenoeg) uitsluitend gebruik van een woning verkrijgt. Voor die situatie geldt immers wel het verlaagde tarief. Maar de rechtbank verwerpt dit beroep op het gelijkheidsbeginsel. De verkrijging van een lidmaatschapsrecht is in juridische zin niet vergelijkbaar met de verkrijging van een deel van het economisch eigendom van een onroerende zaak. Een vergelijking met een ander die een woning verkrijgt, faalt eveneens. Voor toepassing van de overdrachtsbelasting is immers doorslaggevend op welke wijze deze verkrijging in juridische zin is vormgegeven. Evenmin is bij de vrouw te honoreren vertrouwen opgewekt dat zij het lage tarief mag toepassen. Daarom wijst de rechtbank haar beroepschrift af.
Geef een reactie