Sinds 2012 is in de Wet IB 2001 een artikel opgenomen waarin staat dat het afzien van vergoedingen kan kwalificeren als aftrekbare gift. Het moet dan gaan om een vrijwilliger die aanspraak kan maken op de vrijwilligersvergoeding.
Het afzien van een vergoeding levert een aftrekbare gift op als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De algemeen nut beogende instelling (ANBI) waarvoor de vrijwilliger werkt moet een verklaring hebben afgegeven waaruit blijkt dat de vrijwilliger zich heeft ingezet voor de ANBI.
- Die vrijwilliger moet aanspraak hebben op maximaal de onbelaste vrijwilligersvergoeding.
- De ANBI moet bereid zijn en in staat zijn de vergoeding uit te betalen aan de vrijwilliger.
- De vrijwilliger die aanspraak wil maken op de giftenaftrek moet zelf over de vergoeding kunnen beschikken en aan kunnen geven de vergoeding te willen ontvangen.
Inhoud verklaring
In de verklaring die de ANBI afgeeft moet staan dat de vrijwilliger zich voor de ANBI heeft ingezet en recht heeft op de onbelaste vrijwilligersvergoeding. Staat er in een verklaring dat recht bestaat op betaling van bedragen die boven het maximale bedrag van de vrijwilligersvergoeding uitkomen, dan voldoet de verklaring niet en bestaat geen recht op giftenaftrek voor de vergoedingen waarvoor is afgezien. Dit was de situatie in de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 februari 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:862, die hierna aan de orde komt.
Aanspraak op vrijwilligersvergoeding
Er moet een concrete aanspraak zijn op de vrijwilligersvergoeding. De ANBI moet de intentie hebben de vergoeding onvoorwaardelijk uit te keren. De vrijwilliger moet de uitbetaling min of meer kunnen afdwingen. Daarbij moet ook de hoogte van de aanspraak concreet zijn.
De ANBI moet financieel in staat zijn tot uitbetaling van de vergoeding
Als een ANBI niet in staat is om de vergoeding uit te betalen, kan het afzien van de vergoeding ook niet tot een aftrekbare gift leiden. De belanghebbende die de niet uitbetaalde vergoeding als gift in aftrek wil brengen, moet aannemelijk maken dat de ANBI in staat is de vergoeding daadwerkelijk uit te betalen.
De vrijwilliger moet zelf over de vergoeding beschikken en kunnen kiezen om de vergoeding te houden
Als in de vrijwilligersovereenkomst is opgenomen dat de vrijwilliger de uurvergoeding beschikbaar moet stellen aan de ANBI, is van een vrijwillige bijdrage geen sprake. Dan is er geen aftrek als gift. Dit blijkt uit de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 januari 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5282. De vrijwilliger moet aantonen dat hij een reëel recht heeft op uitbetaling van de vergoeding. In de uitspraak van Hof Den Haag van 6 april 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1490 kwam het hof tot het oordeel dat de vrijwilliger geen recht had op aftrek van de vergoeding waarvan hij afzag. De reden was dat er sprake was van achteraf opgemaakte schriftelijke vastleggingen over de toekenning van vergoedingen en de gedane afstand van het recht op die vergoedingen. Hieruit volgde volgens het hof dat de toekenning van de vergoeding en de afstand van het recht op die vergoeding in onderlinge samenhang en gelijktijdig hadden plaatsgevonden. Daardoor was niet aannemelijk dat de ANBI de intentie had de vergoedingen onvoorwaardelijk uit te keren of dat de vrijwilliger hierover kon beschikken.
Afzien van te declareren, maar niet gedeclareerde kosten
Ook het afzien van een vergoeding voor daadwerkelijk gemaakte kosten kan een gift zijn. Het moeten dan kosten zijn die daadwerkelijk zijn gemaakt en die naar algemeen maatschappelijke opvattingen behoren te worden vergoed.
Als een vrijwilliger afziet van zijn recht op kostenvergoeding, dan is het afzien van zijn kostendeclaratie een gift indien en voor zover de gemaakte kosten hoger zijn dan de vrijwilligersvergoeding waarop de vrijwilliger recht zou hebben gehad.
Bedragen vrijwilligersvergoeding per 1 januari 2019
Sinds 1 januari 2019 bedraagt de onbelaste vrijwilligersvergoeding per jaar maximaal € 1.700 en per maand maximaal € 170. De vergoeding mag daarbij per uur niet hoger zijn dan € 5. Zie uitgebreid over de vrijwilligersvergoeding: ‘Overblijfouders en vergoeding. Wat blijft er nog van over?’
In 2019 is een aantal rechterlijke uitspraken verschenen over giften in de vorm van het afzien van een vergoeding.
ECLI:NL:RBZWB:2019:862 (inhoud verklaring ANBI relevant)
In de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West van 22 februari 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:862 gaat het om een koster die werkzaamheden verricht voor een kerkelijke stichting met ANBI status. De stichting heeft een schriftelijke verklaring afgegeven. Hierin staat dat de koster als zodanig sinds 2012 werkzaam is voor de stichting. Ook is opgenomen dat de koster recht heeft op een vergoeding voor gedeclareerde uren. Gemiddeld genomen zijn dit er 10 per week, weken met feestdagen uitgezonderd. In de verklaring is voorts opgenomen dat de koster en zijn echtgenote de bedragen terugschenken aan de stichting. De echtgenote is hoofdverantwoordelijke huishoudelijke dienst en besteedt gemiddeld 15 uur per week aan de werkzaamheden. Kunnen de koster en zijn vrouw € 3.000 in aftrek brengen vanwege het afzien van de vrijwilligersvergoeding? Volgens de rechtbank is het van belang na te gaan of de koster en zijn vrouw juridisch zijn te beschouwen als vrijwilliger. Dat is niet het geval. De vergoedingen die de koster en zijn vrouw zouden kunnen ontvangen van de ANBI zijn hoger dan de onbelaste vrijwilligersvergoeding uit de Wet LB 1964. Daarbij komt dat de koster niet heeft aangetoond dat de ANBI ook in staat zou zijn om de niet gedeclareerde vergoeding daadwerkelijk uit te betalen. De koster en zijn echtgenote hebben geen recht op giftenaftrek.
ECLI:NL:GHDHA:2019:549 (geen aanspraak op uitbetaling van vergoeding)
In deze uitspraak van Hof Den Haag van 13 maart 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:549 verricht de echtgenote van de belanghebbende werkzaamheden en ziet zij af van een vrijwilligersvergoeding van € 1.080. Het hof oordeelt dat er geen recht bestaat op aftrek als gift van dit bedrag. De belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de wettelijke regeling voor aftrek als gift is voldaan. De overgelegde vrijwilligersovereenkomst leidt niet tot een ander oordeel, omdat daar juist in staat dat de echtgenote geen aanspraak kan maken op uitbetaling van een vrijwilligersvergoeding.
ECLI:NL:GHARL:2019:533 (geen aanspraak op uitbetaling van vergoeding)
In de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 24 april 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3533 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2019:3533
gaat het om een vrijwilliger die als penningmeester werkzaamheden verricht voor een parochie. Deze parochie is een ANBI. In zijn aangifte 2015 voert hij een gift op aan de ANBI van aanvankelijk € 600. Dit bedrag vult hij later aan tot € 1.350, voor 300 gewerkte uren tegen € 4,50 per uur. Voor de rechtbank en het hof overlegt de vrijwilliger een verklaring waaruit zou blijken dat hij recht heeft op € 1.500 voor zijn werkzaamheden als penningmeester. Voor giftenaftrek is volgens het hof relevant dat de vrijwilliger daadwerkelijk afziet van een vergoeding. Daarvan kan slechts sprake zijn als de vrijwilliger aanspraak heeft op de vergoeding en daarbij speelt de financiële situatie van de ANBI ook een rol. De vrijwilliger heeft niet aangetoond dat hij aanspraak heeft kunnen maken op een vergoeding en dat hij daarvan heeft afgezien. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk heeft verzocht om uitbetaling van die vergoeding dan wel dat de parochie hem op andere wijze een vergoeding heeft toegekend. Het feit dat de vrijwilliger een vergoeding had kunnen krijgen, maakt nog niet dat hij de beschikking heeft gehad over de vergoeding. Ook is niet komen vast te staan hoe hoog de aanspraak op vergoeding zou zijn geweest. Het handelen van de penningmeester door aanvankelijk € 600, vervolgens € 1.350 en uiteindelijk € 1.500 op te voeren als recht op vergoeding waarvan is afgezien, spreekt ook niet in zijn voordeel.
Geef een reactie