Als de aandeelhouder van een lichaam met een herinvesteringsreserve (HIR) zijn aandelen verkoopt aan een derde met een goede reputatie, zal de fiscus deze verkoper niet gemakkelijk aansprakelijk kunnen stellen als de koper later toch de overgenomen belastingclaim niet betaalt.
Zo wees een aansprakelijk gestelde voormalige aandeelhouder erop dat hij de aandelen in zijn bv had verkocht aan een bv die op dat moment een uitstekende reputatie had. Volgens de laatst gepubliceerde jaarrekening had deze bv voldoende vermogen om de belastingclaim over de HIR in de overgenomen bv te kunnen betalen. De voormalige aandeelhouder wees erop dat de Belastingdienst zelf ook afspraken had gemaakt met de bv die de aandelen in het HIR-lichaam had gekocht. De inspecteur zou dat nooit hebben gedaan als de reputatie van die bv toen al te wensen over liet. Ten slotte wist de man aannemelijk te maken dat de bv die de aandelen had gekocht pas na de verkoopdatum in financiële problemen en in kwalijke praktijken was geraakt. Hof Den Haag oordeelde daarom dat de voormalige aandeelhouder was gedisculpeerd en vernietigde de beschikking aansprakelijkheidstelling.
Wet: artikel 40, zesde lid IW 1990
Meer informatie: Hof Den Haag, 3 mei 2016 (gepubliceerd 19 juli 2016), ECLI:NL:GHDHA:2016:2118
Geef een reactie