In de situatie dat een man zijn ouders gratis in zijn woning liet wonen terwijl hij in het buitenland zat voor zijn werk, was geen sprake van een schenking. Hij kon het woongenot voor zichzelf direct opeisen, waardoor hij niet verarmde. En dat is wel vereist voor een schenking.
Het ging in deze zaak om een zoon die in 1991 een woning kocht waarin hij met zijn broer, vader en moeder (belanghebbende in deze zaak) ging wonen. In 1993 trouwde deze zoon en verhuisde voor zijn carrière naar het buitenland. Zijn ouders bleven kosteloos in het huis wonen, zelfs nadat de zoon in 2008 terugkeerde naar Nederland en hij een andere woning kocht voor zichzelf en zijn vrouw. Bij Gerechtshof Amsterdam was de vraag of de zoon in 1995 een schenking had gedaan aan zijn moeder, omdat zij gratis het woongenot had van zijn woning. Voor een schenking is vereist dat de schenker verarmt, dat de begiftigde verrijkt en dat sprake is van vrijgevigheid. Het hof oordeelde dat de zoon niet verarmde. Hij kon het woongenot immers direct opeisen en dat was in 1995 niet ondenkbaar (als zijn contract in het buitenland zou zijn beëindigd). Hij verarmde ook niet met huuropbrengsten die hij had kunnen bedingen, omdat hij niet kon verarmen met iets wat nooit tot zijn vermogen had behoord.
Dat de inspecteur meende dat sprake was van een bruikleenovereenkomst, was volgens de rechter niet doorslaggevend om een schenking aan te nemen. Evenmin was sprake van de schenking van een vruchtgebruik in 1995. De aanslag over 1995 werd dan ook vernietigd.
Wet: artikel 1 SW
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 24 juli 2014 (gepubliceerd op 20 augustus 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:3402
Geef een reactie