Ook als de rechtbank een tijdig betaald bedrag aan griffierecht ten onrechte terugstort, heeft de insteller van het beroep zijn griffierecht tijdig betaald, zo blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Een B.V. had bij Rechtbank Den Haag een beroepschrift ingediend tegen een beschikking op een verzoek om een teruggaaf van omzetbelasting. In deze brief had zij een beroep op betalingsonmacht gedaan om geen griffierecht te hoeven te betalen. De griffier stuurde de B.V. toch een nota griffierecht. Een week nadat de B.V. deze nota tijdig betaalde, stortte de griffier het bedrag weer terug. Maar iets later dan een maand wees de rechtbank het beroep op betalingsonmacht van de B.V. af. Toen de rechter uitspraak deed over het beroepschrift van de B.V., verklaarde hij het beroep niet-ontvankelijk wegens niet-betaling van het griffierecht. In de cassatieprocedure oordeelt de Hoge Raad dat de B.V. het griffierecht tijdig heeft betaald. De terugbetaling van het griffierecht door de rechtbank doet daar niets aan af. De Hoge Raad oordeelt dat de terugbetaling onterecht was, zodat de B.V. opnieuw het griffierecht aan de rechtbank moet betalen. Maar de rechtbank moet het beroep van de B.V. in behandeling nemen en het onderzoek voortzetten.
Wet: art. 8:41, vijfde en zesde lid Awb
Meer informatie: Hoge Raad 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:439
Geef een reactie