Als een belastingplichtige een informatiebeschikking krijgt opgelegd en de documentatie niet compleet aanlevert, moet hij kunnen motiveren waarom hij bepaalde informatie niet afgeeft. Doet hij dit niet, dan is het nog maar de vraag of een beroep tegen de informatiebeschikking veel oplevert.
Zo had een middellijk aandeelhouder van diverse vennootschappen een informatiebeschikking ontvangen. De Belastingdienst wilde van hem kopieën van (buitenlandse) bankrekeningen die op naam van de aandeelhouder stonden of waarvoor de aandeelhouder over een machtiging beschikte. Verder vroeg de inspecteur naar documentatie waaruit zou blijken dat de man 51%-aandeelhouder was van een bedrijf en wie de andere aandeelhouders waren. En zo was de gevraagde documentatie te verdelen over dertien punten. De man vond dat hij de gevraagde informatie goeddeels had aangeleverd, maar zowel de fiscus als Rechtbank Den Haag dacht daar anders over. Ten aanzien van drie punten had de man de documentatie niet compleet aangeleverd. Met betrekking tot zeven punten had hij zelfs helemaal geen documentatie verstrekt. Het merendeel van de vragen en documentatie waren dus niet of onvolledig aangeleverd. De aandeelhouder had niet aan zijn verplichtingen voldaan, zodat de rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was opgelegd. De rechter stelde een nieuwe termijn vast waarin de man alsnog kon voldoen aan zijn informatieverplichting.
Wet: artikelen 27e, 47, eerste lid, 49, eerste lid en 52a AWR
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 8 december 2016 (gepubliceerd 21 maart 2017), ECLI:NL:RBDHA:2016:15731
Geef een reactie