De eisen van de handelaarsregeling in de BPM zijn strikt. Niet alleen moet een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto zijn voorzien van twee handelaarskentekenplaten als iemand deze auto gebruikt op de openbare weg, deze handelskentekenplaten moeten ook op de juiste plek zitten.
Een man die de handelaarsregeling toepaste, kwam achter de striktheid van de voorwaarden van deze regeling toen hij op 5 en 6 juni 2016 op de openbare weg gebruiktmaakte van een auto uit zijn bedrijfsvoorraad. Voor beide keren kreeg hij een naheffingsaanslag MRB en een boete opgelegd. De man was het daar niet mee eens, omdat hij de handelaarskentekenplaten achter de voor- en achterruit van de auto had bevestigd. Maar Rechtbank Den Haag wees de man erop dat het gebruik van de handelaarsregeling vereist dat de handelaarskentekenplaten de plaats innemen van de oorspronkelijke kentekenplaten. Door de kentekenplaten achter de ruit te bevestigen, had de handelaar op beide dagen niet voldaan aan deze eis. Daarom had de Belastingdienst terecht de man twee naheffingsaanslagen en twee boeten opgelegd.
Wet: artikel 1, tweede lid Wet MRB 1994 en artikel 37, derde en vierde lid Wegenverkeerswet 1994
Besluit: artikel 3 Uitv.besl. MRB 1994
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 5 augustus 2016 (gepubliceerd 11 oktober 2016), ECLI:NL:RBDHA:2016:9252
Geef een reactie