Met het oprichten van een bv kan enige tijd gepaard gaan. Toch zal het vaak nodig zijn om alvast transacties aan te gaan. In beginsel zal de Belastingdienst de resultaten uit de voor-voorperiode en de voorperiode toerekenen aan de bv. Als de oprichters handelingen voor de bv in oprichting verrichten tijdens deze periode, zal de vergoeding die zij daarvoor ontvangen belast zijn als resultaat uit overige werkzaamheden.
(Voor-)voorperiode ruisende inbreng
De periode waarin de oprichtingsakte van de bv nog niet is gepasseerd, maar wel op naam van de bv wordt gehandeld, wordt de voorperiode genoemd. Bij de ruisende inbreng van een IB-onderneming in de bv kan aan de geregistreerde intentieverklaring of voorovereenkomst terugwerkende kracht worden verleend tot maximaal drie maanden. Er ontstaat dan een voor-voorperiode. De oprichters van de bv moeten daartoe een verzoek indienen bij de aangifte over het jaar waarin de voor-voorperiode aanvangt. Vereist is dat inbreng in de bv binnen negen maanden na het gekozen overgangstijdstip heeft plaatsgevonden.
(Voor-)voorperiode geruisloze inbreng
Ook bij de geruisloze inbreng is terugwerkende kracht te verlenen aan de intentieverklaring of voorovereenkomst. Er ontstaat dan weer een voor-voorperiode. De intentieverklaring of voorovereenkomst moet zijn gesloten en geregistreerd bij de Belastingdienst binnen negen maanden na het laatste volledige boekjaar van de ondernemer. Als vaststaat dat binnen die termijn de notaris een akte van depot of andere notariële akte is opgemaakt, waaruit het voornemen tot oprichting blijkt, kan ook terugwerkende kracht worden verleend aan de intentieverklaring of voorovereenkomst.
Toerekening winst voorperiode
Civielrechtelijk heeft de bv pas bestaansrecht als zij is opgericht. Voor de winst die in de voorperiode is gegenereerd, kan dus geen aanslag vennootschapsbelasting worden opgelegd, omdat de bv toen eenvoudigweg nog niet bestond. Op grond van jurisprudentie wordt de winst uit de voorperiode toegevoegd aan de winst van het eerste boekjaar van de bv. Dit is in beginsel ook mogelijk voor de winst uit de voor-voorperiode. De toerekening van de winst uit de voorperiode en voor-voorperiode aan de winst van de bv in het eerste boekjaar brengt het volgende met zich. De winst uit die perioden wordt niet met inkomstenbelasting belast bij de belastingplichtige die zijn onderneming inbrengt, maar met vennootschapsbelasting bij de bv. Ook mag men in die perioden geen gebruik maken van de ondernemersfaciliteiten in de inkomstenbelasting. Bij inbreng van een IB-onderneming in de bv kunnen de handelingen ten behoeve van de bv wel ondernemingsactiviteiten zijn als ze buiten de (voor-)voorperiode vallen en dus niet aan de bv worden toegerekend.
Optreden namens bv i.o.
Als de notaris bezig is met de voorbereiding voor de oprichting van de bv, kunnen de oprichters handelen namens de bv in oprichting (bv i.o.). Als in de op te richten bv een eenmanszaak wordt ingebracht, wordt soms de naam van deze eenmanszaak gebruikt met de toevoeging bv i.o. De contracten in deze fase zijn namens de eenmanszaak. De bv kan een contract later alleen overnemen als de andere partij hiermee akkoord gaat. Als de bv i.o. actief is als onderneming, is inschrijving in het Handelsregister verplicht. Een notaris moet hierbij verklaren de oprichting te verzorgen.
Vergoeding voor handelingen in voorperiode
Als een oprichter in de voorperiode handelingen verricht voor de bv i.o., kan hij daarvoor een vergoeding vragen. Deze vergoeding kan hij ontvangen via de rekening-courantverhouding met de bv, zoals het geval was in een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden. In deze zaak had de oprichter dit voordeel niet opgegeven in zijn aangifte inkomstenbelasting. Het hof oordeelde echter dat hij dit voordeel had genoten als resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst mocht daarom inkomstenbelasting navorderen over dit voordeel.
Aansprakelijkheid
Voor rechtshandelingen namens een op te richten vennootschap (bv i.o.) is degene, die de rechtshandelingen verricht namens de bv i.o., hoofdelijk aansprakelijk totdat de vennootschap na haar oprichting de rechtshandeling(en) heeft bekrachtigd. Als diegene tijdens het verrichten van die rechtshandeling wist dat de vennootschap haar verplichtingen uit de bekrachtigde rechtshandeling niet zou kunnen nakomen, is hij hiervoor aansprakelijk. De aansprakelijkheid is dan gegrond op een onrechtmatige daad.
Wet: artikel 2:203 BW
Besluit: onderdeel 12.1.2 Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 30 juni 2010, DGB2010/3599M en onderdeel 3 Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 16 september 2008, CPP2008/1626M
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 21 oktober 2014 (gepubliceerd 31 oktober 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:8029
Geef een reactie