Doordat onvoldoende zekerheden zijn gesteld voor de aflossing van een lening en een rekening-courantschuld aan een B.V. en de B.V. over voldoende winstreserves beschikt om de winstuitdeling te dekken, wordt de totale schuld als belaste winstuitdeling bij de aandeelhouder aangemerkt.
Een plastisch chirurg hield via een STAK alle aandelen in een B.V. Bij de werkmaatschappij van die B.V. had de chirurg een hypothecaire lening van € 225.000 en een rekening-courantschuld van € 578.414. De aangiften van de chirurg en de B.V. vielen vanaf 1 september 2011 onder het convenant dat de (voormalig) adviseur heeft gesloten met de Belastingdienst. In de aangifte IB 2010 was de rekening-courantschuld bij de B.V. niet vermeld. Omdat de aangifte IB 2010 in april 2012 was ingediend werd de plastisch chirurg als convenantklant behandeld en is de aangifteconform ingediende aangifte vastgesteld. Voor de Vpb-aangifte 2011 werd door de (voormalig) adviseur om een expliciete standpuntbepaling ten aanzien van een in de aangifte opgenomen voorziening verzocht. In die aangifte zijn de rekening-courantschuld en de hypothecaire lening van de plastisch chirurg opgenomen. In januari 2017 legt de inspecteur een navorderingsaanslag op voor een verzamelinkomen van € 876.900. € 803.414 daarvan is inkomen uit aanmerkelijk belang wegens een belaste uitdeling.
Volledige schuld is winstuitdeling
Hoewel de chirurg een andere mening is toegedaan, is er sprake van een nieuw feit. Pas bij het beoordelen van de aangifte Vpb werd bekend dat de chirurg een schuld aan de B.V. had. Omdat zijn aangifte is aangemeld en behandeld als een convenantpost mocht de inspecteur er van uit gaan dat de ingediende IB-aangifte voldeed aan de daaraan gestelde kwaliteitseisen en zonder meer gevolgd kon worden.
De rechtbank is het niet eens met argument van de chirurg dat alleen de aangroei van de rekening-courantschuld van € 170.523 in 2010 als een uitdeling is aan te merken. Bij een lening, waarvan tijdens de looptijd aannemelijk wordt dat deze niet meer zal worden afgelost, moeten de B.V. en de aandeelhouder zich er bewust van zijn geweest dat de aandeelhouder werd bevoordeeld door een vermogensverschuiving. De voorwaarden van de lening zoals het kredietplafond, de hoogte van de rente, het aflossingsschema en de zekerheden zijn niet schriftelijk vastgelegd. Ook kon de chirurg geen reële zekerheden bieden voor aflossing van de rekening-courantschuld. Op de woning van de chirurg rustte een hypotheek van € 850.000 zodat deze mogelijke zekerheid voor de B.V. van geen betekenis was. Voorts bood de financiële positie van chirurg geen ruimte voor het jaarlijks betalen van rente en aflossing. In dat kader kan het jaarlijks bijboeken van rente dan ook niet als een reële verplichting worden aangemerkt. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat het beide partijen duidelijk moet zijn geweest dat de opgenomen gelden blijvend aan de B.V. zijn onttrokken. Omdat de B.V. in 2010 over voldoende winstreserves (€ 1.347.406) beschikte om de winstuitdeling te dekken leidt het voorgaande tot de conclusie dat chirurg in 2010 een regulier voordeel in de zin van artikel 4.13 van de Wet IB 2001 van € 803.414 heeft genoten.
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 31 januari 2019, (gepubliceerd op 4 februari 2019) (ECLI:2019:RBGEL:2019:361)
Geef een reactie