Op het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst is een nieuw vraag-en-antwoordbesluit gepubliceerd. Dit besluit stelt dat een partner met succes een beroep kan doen op de hardheidsclausule als zijn partner, een dga, overlijdt na 2015 zodat de aanspraak op het partnerpensioen in eigen beheer flink is gestegen.
In beginsel wordt de korting die de dga krijgt als hij zijn pensioen in eigen beheer (PEB) afkoopt, berekend over de balanswaarde van de pensioenverplichting over het moment van afkoop. Is de balanswaarde van de pensioenverplichting op de eindbalans van het boekjaar dat in 2015 eindigt lager, dan vormt deze lagere waarde de grondslag voor de afkoopkorting. Deze bepaling is bedoeld om te voorkomen dat nog snel wat extra stortingen plaatsvinden. Maar stel nu dat de dga een partnerpensioen heeft opgebouwd en hij na 2015 overlijdt. En stel dat zijn partner het ingegane partnerpensioen wil afkopen. De waarde van dat pensioen op de eindbalans in 2015 zal in zo’n situatie veel lager zijn dan de balanswaarde bij afkoop. Zie ook: ‘Vraag en antwoord pensioen in eigen beheer’. In dat geval vloeit de waardestijging van de partnerpensioenaanspraak voort uit het overlijden van de dga, wat geen misbruik is. De fiscus erkent dat het handhaven van de wettelijke berekening van de afkoopkorting in zo’n geval te hard uitpakt. In deze situatie kan de partner het ministerie van Financiën verzoeken om toepassing van het hardheidsclausulebeleid. Bij dit verzoek moet men in ieder geval berekeningen overleggen van de afkoopwaarde van het partnerpensioen en de fiscale balanswaarde van de verplichting voor het partnerpensioen ultimo het boekjaar 2015 zonder en met herrekening. De herrekening gaat uit van de fictieve situatie waarin de DGA al ultimo het boekjaar 2015 was overleden.
Wet: art. 38n en 38o Wet LB 1968
Meer informatie: Centraal Aanspreekpunt Pensioenen Belastingdienst 27 juni 2019, V&A 19-002
Geef een reactie