Minister Van Gennip wil het concurrentiebeding hervormen. De hervorming moet nodeloos gebruik van het concurrentiebeding voorkomen, zodat de arbeidsmobiliteit niet onnodig wordt geremd.
In 2021 is onderzoek gedaan naar de werking van het concurrentiebeding in de praktijk. Het onderzoek laat zien dat het gebruik van het concurrentiebeding zodanig breed is dat het tot een ongerechtvaardigde beperking van werknemers kan leiden. In een brief van 25 februari 2022 heeft de minister het voornemen tot hervorming van het beding uitgesproken. In deze brief volgt een nadere toelichting.
Zonder noodzaak geen beding
De minister wil voorkomen dat een concurrentiebeding standaard (zonder noodzaak) in een arbeidsovereenkomst wordt opgenomen. Bij de hervorming is van belang dat het voor werkgevers wel mogelijk blijft via een concurrentiebeding hun bedrijfsdebiet, zoals afzetmogelijkheden van een bedrijf op grond van goodwill, bijzondere kennis en inzichten (knowhow) en de zakelijke relaties, te beschermen. Tot slot is het van belang dat op voorhand helderder en duidelijker voor partijen is wanneer een concurrentiebeding kan worden opgenomen, en wanneer het kan worden ingeroepen door een werkgever. Dit vergroot de rechtszekerheid. De gang naar de rechter zal dan niet nodig zijn, omdat partijen weten waar ze aan toe zijn.
Wetsvoorstel in voorbereiding
De minister bereidt een wetsvoorstel voor om het concurrentiebeding te moderniseren:
- het concurrentiebeding wettelijk begrenzen in duur;
- bij het opnemen van het concurrentiebeding moet het geografisch bereik worden opgenomen, gespecificeerd en gemotiveerd;
- bij het opnemen van het concurrentiebeding zullen werkgevers ook bij arbeidsovereenkomsten van onbepaalde tijd ‘het zwaarwichtig bedrijfsbelang’ van het opnemen van een concurrentiebeding moeten motiveren. Dit is thans al het geval voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd;
- bij het inroepen van het beding zal een werkgever in beginsel een vergoeding moeten betalen, vastgesteld op een bij wettelijk voorschrift bepaald percentage van het laatste verdiende salaris van de werknemer.
Eerder noemde de minister de mogelijkheid dat op het moment dat de werkgever failliet zou gaan het concurrentiebeding zou komen te vervallen. Echter, daarbij is er onvoldoende rekening mee gehouden dat ook in faillissement sprake kan zijn van een zwaarwegend belang om een werknemer aan het beding te houden. Dit doet zich vooral voor in situaties waarin sprake is van een mogelijkheid om de onderneming van de gefailleerde werkgever going concern te verkopen, waarna de koper deze voortzet. In dergelijke gevallen zal het inroepen van een concurrentiebeding mogelijk moeten blijven. Bij het ministerie van Justitie en Veiligheid loopt een traject waarbij wordt bezien hoe de positie van werknemers bij een dergelijke bedrijfsvoortzetting van een onderneming kan worden verduidelijkt. In dat kader zal dan ook nader worden stilgestaan bij de toepassing van een concurrentiebeding in een faillissementssituatie. De verwachting is het wetsvoorstel eind 2023 aan te bieden voor internetconsulatie.
Bron: Kamerbrief over hervorming concurrentiebeding, nr. 2023-0000311315, Ministerie SZW, 2 juni 2023
Geef een reactie