Stel een ondernemer laat een pand grondig renoveren en biedt het te koop aan. In beginsel mag de ondernemer de voorbelasting op de renovatiekosten aftrekken. Dat het pand nog een tijd leegstaat, betekent niet dat dan al een herziening moet plaatsvinden. De herzieningstermijn gaat pas lopen als het pand in gebruik wordt genomen.
Een B.V. hield zich bezig met projectontwikkeling en had daarom een pand gekocht. Dit pand was gebouwd in 1890. De B.V. liet het pand in 2007 en 2008 grondig renoveren. Zij trok de btw op de renovatiekosten volledig af. Toen de renovatie was afgerond en het pand gereed voor verkoop, bood de B.V. het pand te koop aan. Vanwege een instorting van de huizenmarkt kon de B.V. geen koper vinden, zodat zij sinds 2013 het pand btw-vrijgesteld verhuurde aan een echtpaar. De inspecteur stelt in 2017 vast dat in 2013 een herziening van de afgetrokken btw moet plaatsvinden. Maar de B.V. zegt dat herziening in 2013 niet mogelijk is. Zij meent dat zij de voorbelasting niet had mogen aftrekken, maar dat de termijn om na te heffen is verjaard. Rechtbank Gelderland oordeelt echter dat het pand voor het eerst is gebruikt in 2013. Dat is dus het jaar waarin de herziening moet plaatsvinden. Daardoor is de naheffingstermijn nog niet verjaard.
Mogelijke ‘short stay-verhuur’ van woningdeel
De B.V. stelt daarnaast nog dat geen herziening mogelijk is voor het woningdeel van het pand. De inspecteur had namelijk de aftrek van de voorbelasting over de verbouwingskosten voor dat deel al moeten herzien in 2007 en 2008, aldus de B.V. Ook nu is de rechtbank het oneens met de B.V. Zo lang het pand leeg stond voor verkoop, was namelijk niet uitgesloten dat de B.V. de woonruimten zou gebruiken voor btw-belaste prestaties, zoals de zogeheten ‘short stay’-verhuur’. Op dat moment hoefde nog geen herziening plaatsvinden.
Wet: art. 15, vierde lid Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 13 november 2018 (gepubliceerd 15 november 2018), ECLI:NL:RBGEL:2018:4829
Geef een reactie