Het begrip aanhorigheid speelt een rol bij de eigenwoningregeling en bij de afschrijving op bedrijfsmiddelen. Voor toepassing van het lage tarief overdrachtsbelasting van een onroerende zaak moet sprake zijn van een aanhorigheid van de eigen woning.
Definitie aanhorigheid
De Hoge Raad (HR 16 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5412) noemt drie essentiële kenmerken om te kunnen spreken van een aanhorigheid. Een onroerende zaak is aanhorig aan een andere onroerende zaak, als de aanhorige onroerende zaak bij de andere onroerende zaak in gebruik is, als de aanhorige onroerende zaak behoort bij die andere onroerende zaak en als laatste, als de aanhorige onroerende zaak dienstbaar is aan de andere onroerende zaak.
Belang aanhorigheid
Het belang een onroerende zaak als aanhorigheid aan te merken speelt bij eigenwoningbezitters vanwege de toepassing van het eigenwoningforfait. Wordt de aanhorigheid gefinancierd, dan is de rente aftrekbaar voor zover het gaat om een eigen woning. Is sprake van een aanhorigheid, dan hoeft de waarde niet afzonderlijk in box 3 aangegeven te worden, de aanhorigheid maakt dan deel uit van het eigenwoningforfait. Is geen sprake van een aanhorigheid, dan moet de waarde van de onroerende zaak onder voorwaarden tot de rendementsgrondslag van box 3 gerekend worden. Dit leidt in beginsel tot een hogere belastingheffing. Als een exploitant kan afschrijven, geldt vaak een afschrijvingsbeperking tot 100% of 50% van de WOZ-waarde. Als iets geen aanhorigheid is, kan daarop volledig worden afgeschreven. Gaat het wel om een aanhorigheid, dan volgt de aanhorigheid het afschrijvingsregime van de desbetreffende onroerende zaak. Voor de overdrachtsbelasting geldt dat aanhorigheden van een eigen woning onder het lage 2%-tarief vallen.
Garageboxen, tuinhuis
Een garage bij de woning is onder voorwaarden een aanhorigheid. Het is niet noodzakelijk dat de garage is aangebouwd aan een woning. Als een woningeigenaar eerst een garagebox heeft en hij koopt later een aantal naastgelegen garageboxen er ook bij, dan kunnen ook die latere bijgekochte garageboxen behoren tot de eigen woning en daarmee onder het eigenwoningforfait vallen. Dit blijkt uit de uitspraak van Rechtbank Arnhem van 24 februari 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP5624.
Een geruchtmakende uitspraak is die van Rechtbank Noord-Holland van 30 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:4343. Zie hierover uitgebreid: ‘Caravanstalling of Airbnb? Het kan allemaal onbelast?’ Hierin oordeelde de rechtbank dat een tuinhuisje een aanhorigheid was van de eigen woning. Tijdelijke verhuur van een tuinhuis, een gedeelte van de eigen woning is onbelast, tijdelijke verhuur van een woning is alleen belast als de volledige (eigen) woning wordt verhuurd. Daarvan was in casu geen sprake.
Percelen grond
Gronden bij een eigen woning zijn ook vaak aanleiding tot discussies met de Belastingdienst om deze al dan niet tot de eigen woning te mogen rekenen. Om percelen grond bij een eigen woning als aanhorigheid te kwalificeren moeten de percelen voldoen aan de voorwaarden die de Hoge Raad in zijn arrest van 16 juli 1993 heeft gegeven. Vaak voldoen naast of bij een woning gelegen percelen niet aan de voorwaarden om te kwalificeren als aanhorigheid. Dit blijkt onder meer uit de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden 23 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:656. De woningeigenaar in deze casus wilde de gronden gebruiken voor de exploitatie van een camping. Daarmee voldoen de gronden niet aan de voorwaarden om als aanhorigheid bij de eigen woning te horen. Dit betekent ook dat bij verkoop van die gronden het hoge 6% tarief in de overdrachtsbelasting van toepassing is in plaats van het lage 2%-tarief voor woningen.
Bouwwerken en mestsilo’s
In de agrarische sector is nogal eens discussie over de vraag of opstallen aanhorigheden van de zijn of tot de in gebruik zijnde onroerende zaken zijn die tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Het belang is de mogelijkheid op de aanhorigheden af te kunnen schrijven. Is geen sprake van een aanhorigheid dan kan worden afgeschreven. In de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 maart 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2025 ging het om exploitanten van een melkveehouderij. Zij wilden dat de bouwwerken en de erfverharding geen aanhorigheden waren, zodat ze daarover konden afschrijven. De rechtbank oordeelde dat voornoemde bouwwerken vanwege hun functie en ligging tot de bedrijfsgebouwen behoren, daarbij in gebruik zijn en daaraan dienstbaar zijn. Daarmee zijn de bouwwerken aan te merken als aanhorigheden. Er was geen afschrijving mogelijk. In dezelfde zin Rechtbank Gelderland in zijn uitspraken van 10 juli 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3007 en 10 augustus 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3515 .
Accommodatie voor paarden
Een man woonde in een huis met zijn echtgenote. Zijn dochter woonde in een andere woning. Het echtpaar en hun dochter hadden het plan om voor gezamenlijke een manege te gaan exploiteren en het fokken en trainen van paarden. Het echtpaar had daarvoor een accommodatie laten bouwen bij hun woning. De bouw hadden zij gefinancierd met een hypothecaire lening. Zou de accommodatie voor de paarden een aanhorigheid zijn van de eigen woning, dan zou de rente aftrekbaar zijn. De Inspecteur komt door de grootte van de accommodatie, de eigen inrit en de parkeergelegenheid tot de conclusie dat de accommodatie niet bij de woning behoort. Bovendien woont de hoofdgebruiker, de dochter, niet in de woning bij haar ouders, zodat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de accommodatie in gebruik is bij de bewoners van de woning. Ten slotte is ook geen sprake van dienstbaar zijn aan de woning omdat tussen de woning en de accommodatie geen functioneel verband bestaat, aldus de Inspecteur. Hof Arnhem-Leeuwarden volgt in zijn uitspraak van 27 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1895, de inspecteur en staat geen renteaftrek van de lening voor de accommodatie toe.
Wet: art. 3.30a, 3.111, 3.120 en art. 5.3 Wet IB 2001 en art. 14 WBR
Geef een reactie