Bij een aandelenverkoop kunnen partijen ook overeenkomen dat de koper een schuld van de verkoper overneemt. Dit kan soms leiden tot vrijval van de herinvesteringsreserve, tenzij de verkoper aannemelijk kan maken dat het herinvesteringsvoornemen onafgebroken aanwezig is.
Een bv vormde vanaf 1995 met haar dochtermaatschappij een fiscale eenheid. In 2006 werden de onroerende zaken van de dochtermaatschappij verkocht. Met de behaalde verkoopopbrengst vormden zij een herinvesteringsreserve (HIR), die begin 2009 een saldo had van € 4.5 miljoen. Eind 2009 had de dochter-bv een vordering in rekening courant van € 3.9 miljoen op haar moeder. Op 21 december 2009 verkocht de moeder de aandelen in de dochter aan een niet gelieerde bv. Ook droeg zij op diezelfde dag de schuld in rekening courant aan de dochter over aan de koper. De inspecteur rekende het saldo van de HIR tot de winst van de moeder-bv. Hof Den Haag vond dit terecht. De dochter-bv verkreeg door de schuldovername immers een vordering op een lege vennootschap en beschikte dus niet meer over de middelen om nog een herinvestering te kunnen verrichten. De inspecteur had aan de akte van aandelenoverdracht en de notulen van de a.v.a. terecht het vermoeden ontleend dat ten tijde van de aandelenverkoop geen herinvesteringsvoornemen meer bestond. Nu belanghebbende niet het tegendeel aannemelijk kon maken, moest de HIR nog voor de aandelenoverdracht worden toegevoegd aan haar winst. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van belanghebbende zonder nadere motivering ongegrond.
Meer informatie: Hoge Raad, 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3340
Geef een reactie