De door een vennootschap gevormde herinvesteringsreserve moest in de winst vrijvallen, omdat het financiële belang voor meer dan 30% was gewijzigd. Ook in dit geval was er sprake van een wijziging van het uiteindelijk belang, zo oordeelde de Hoge Raad.
Als het uiteindelijke belang in een lichaam voor meer dan 30% wijzigt, wordt een gevormde herinvesteringsreserve op het moment direct voorafgaande aan die wijziging tot de winst gerekend. Zie in dit kader ook het bericht ‘Hardere aanpak hir-lichamen’. In de zaak voor de Hoge Raad was in geschil of het uiteindelijk belang van een bv voor meer dan 30% was gewijzigd. De bv meende van niet. Het uiteindelijke belang was volgens haar voor 29,4% gewijzigd. Ze had immers 20 (gewone) aandelen van de 68 aandelen overgedragen aan een andere bv. De resterende 48 cumulatief preferente aandelen waren bij de bv achtergebleven. Hof Arnhem nam het standpunt in dat de gewone aandelen naar verhouding een groter financieel belang representeerden. Aangezien bijna 30% van de gewone aandelen aan een derde was overgedragen, was het financiële belang voor minstens 30% gewijzigd. Het deed er niet toe dat het belang in het nominale kapitaal van de bv voor minder dan 30% was veranderd. De inspecteur had dus terecht de herinvesteringsreserve toegevoegd aan de winst. De Hoge Raad bevestigde deze uitspraak.
Wet: artikel 12a, lid 1, Wet Vpb 1969
Meer informatie: Hoge Raad, 18 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:916
Geef een reactie