De pseudo-eindheffing hoog loon (‘crisisheffing’), die tot 1 januari 2015 moest worden betaald over beloningen waardoor het jaarinkomen hoger werd dan € 150.000, is niet onrechtmatig. Tot dit oordeel kwam Hof Den Haag.
In de betreffende zaak had een werkgever in maart 2013 € 48.631 aan pseudo-eindheffing hoog loon afgedragen. Dit bedrag had met name betrekking op bonussen die in 2012 waren uitgekeerd. De werkgever stelde in hoger beroep dat de crisisheffing in strijd was met de wet, de eigendomsbescherming in het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP EVRM) en het gelijkheidsbeginsel. Hof Den Haag was het hier echter niet mee eens. Met betrekking tot de vermeende strijdigheid met de wet wees het hof erop dat in de wet alle wetsbepalingen die in strijd met de crisisheffing zouden kunnen zijn, expliciet opzij zijn gezet.
Inbreuk
Het hof oordeelde verder dat er geen sprake was van een ongerechtvaardigde inbreuk op de eigendomsbescherming. De inbreuk was rechtsgeldig en diende een legitiem doel in het algemeen belang. Daarnaast was de terugwerkende kracht van de crisisheffing niet zo ernstig dat er sprake was van een onevenredig zware maatregel. Ook was de crisisheffing volgens het hof niet strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Er was namelijk geen ongerechtvaardigd onderscheid tussen werkgevers met goed betaalde werknemers en werkgevers met uitsluitend werknemers die minder verdienen dan € 150.000.
Buitensporige last
De werkgever voerde tot slot nog aan dat er sprake was van een individuele buitensporige last, aangezien de crisisheffing ruim 4% van de loonsom bedroeg. Ook dit argument vond geen gehoor bij het hof. Volgens het hof was deze stijging van de loonkosten geen individuele buitensporige last. Dat de werkgever bij de budgettering en de kostprijsberekeningen geen rekening had kunnen houden met de loonkostenstijging, maakte dit niet anders. Het hof wees het hoger beroep dan ook op alle gronden af, waardoor de crisisheffing in stand bleef.
Wet: artikel 32bd Wet LB (vervallen per 1 januari 2015); artikel 1 EP EVRM
Meer informatie: Hof Den Haag, 22 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:979
Geef een reactie