Hof den Bosch heeft geoordeeld dat de huidige toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen niet in strijd is met internationale verdragen of Europees recht.
Een man en zijn echtgenote leven gescheiden, maar hebben voor het jaar 2018 geen verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed ingediend. Beiden staan ingeschreven op verschillende adressen, waar ze ook daadwerkelijk verblijven. De inspecteur heeft de aangifte IB/PVV 2018 van de man gecorrigeerd, wat resulteerde in een hoger belastbaar inkomen. Zie over de uitspraak van de rechtbank ‘Gescheiden levende echtgenoten fiscaal partners’.
Geschil bij hof Den Bosch
Bij hof Den Bosch is in geschil of de man als alleenstaande in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij gaat het in het bijzonder om de vragen of sprake is van fiscaal partnerschap en of de belastbare inkomsten uit eigen woning en de zorgkosten zogenoemde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen voor een juist bedrag in aanmerking zijn genomen.
Wet IB 2001 niet in strijd met verbod op discriminatie of gelijkheidsbeginsel
Het hof komt op basis van de wetsgeschiedenis tot de conclusie dat de Wet inkomstenbelasting 2001 niet discrimineert of het gelijkheidsbeginsel schendt. De inspecteur heeft terecht de woning van de echtgenoot als hoofdverblijf aangemerkt omdat deze als eerste in de eerste aangifte als hoofdverblijf is aangewezen. Ook is er geen verzoek geweest waarin is verzocht de andere woning als hoofdverblijf aan te merken. Verder moet de drempel voor aftrek van specifieke ziektekosten op basis van het gezamenlijke verzamelinkomen worden vastgesteld. Vanwege de hoogte van het inkomen van de echtgenoot vervalt ook de verhoging van 113% van de specifieke zorgkosten.
Wet: art. 5a AWR, art. 2.17, 3.111 en 6.20 Wet IB 2001
Geef een reactie