Ook Hof Amsterdam oordeelt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet niet in strijd is met het gelijkheids- of discriminatiebeginsel (art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM).
In lijn met een eerdere uitspraak van Hof Den Bosch, heeft ook Hof Amsterdam aangegeven van mening te zijn dat er geen reden is voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling bij overgang van niet-ondernemingsvermogen. Er bestaat een redelijke rechtvaardiging voor het onderscheid aan verlening van fiscaal voordeel aan een verkrijger van ondernemingsvernogen tegenover een verkrijger van overig vermogen die dit voordeel niet krijgt. De rechter oordeelde dit in een zaak waar bij overlijden aandelen overgingen van een werkmaatschappij waarin geen onderneming werd gedreven. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit was hier terecht niet toegepast door de inspecteur.
Voor een definitief antwoord op de vraag of de BOF in strijd is met de Europese regelgeving blijft het nog wachten op een uitspraak van de Hoge Raad.
Wet: artikel 35b Successiewet (tekst 2007), artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR
Jurisprudentie: Hof Amsterdam, 18 april 2013 (gepubliceerd 1 mei 2013), LJN: BZ9122
Meer informatie over dit specifieke onderwerp en over estate planning in het algemeen vindt u ook in de Toolkit Estate Planning. Dit digitale product biedt u naast uitgebreide documentatie praktische tools om u te ondersteunen in de verschillende stadia van advisering op het gebied van vermogensoverdracht.
Geef een reactie