Navordering is niet mogelijk als iemand in redelijkheid kan menen dat de aanslag klopt, hoewel deze aanslag veel te laag is vastgesteld. Laat hij zich door een deskundige bijstaan? Dan kan die deskundigheid onder voorwaarden aan hem worden toegerekend en kan de Belastingdienst toch navorderen.
Een onderneemster staakte haar onderneming eind 2011. Tot het bedrijfsvermogen behoorde een onroerende zaak, die door de staking overging naar privévermogen. Na indiening van de aangifte kreeg de vrouw een boekencontrole en in het controlerapport kondigde de Belastingdienst een winstcorrectie aan. De vrouw ontving van de Belastingdienst vervolgens een brief waarin de Belastingdienst de winstcorrectie aankondigde. De inspecteur had bij de berekening van de winstcorrectie de winstcorrectie als waarde van het pand genomen in plaats van de waarde van het pand, waardoor de berekende correctie veel te laag uitkwam. Nadat de vrouw bezwaar maakte was de inspecteur er achter gekomen dat hij een verkeerde waarde had gebruikt voor het bedrijfspand.
Afwijking
In geschil bij Hof Amsterdam is of de inspecteur die fout nog kan corrigeren door een navorderingsaanslag op te leggen. In correspondentie van de inspecteur is op zichzelf een juiste vermelding van de omvang van de correctie van de winst opgenomen. Deze komt veel te laag uit, doordat niet de juiste waarde van het bedrijfspand in aanmerking is genomen. Volgens Hof Amsterdam gaat het hier niet om een fout die te wijten is aan een onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten of het recht. Dus kan de inspecteur in beginsel navorderen. Wel moet de fout voor de onderneemster kenbaar zijn geweest. Bij wege van fictie is aan dit kenbaarheidsvereiste voldaan als de verschuldigde belasting meer dan 30% afwijkt van de aangegeven belasting. Dat is het geval, tenzij de onderneemster in redelijkheid kan menen dat de aanslag klopt. Daarvan kan hier volgens het hof geen sprake zijn. De Belastingdienst heeft duidelijk de waarde van het pand in de correspondentie vermeld, de vrouw had zich bij laten staan door een deskundige en de kennis van die deskundige moet in dit geval aan die onderneemster worden toegerekend. Het hof handhaaft daarom de navorderingsaanslag.
Wet: art. 16 (lid 2 letter c) AWR
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 14 augustus 2018 (gepubliceerd op 5 september 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:3088
Geef een reactie