Stel dat een eigenaar van een onroerende zaak de WOZ-waarde van dit pand aanvecht. Pas voor het hof biedt hij aan stukken te overleggen die inzicht geven in de waardeontwikkeling. Het hof moet dan een afweging maken of het ingaat op dit bewijsaanbod of niet. Zonder meer afwijzen is niet toegestaan, zo maakt de Hoge Raad duidelijk.
In de voorafgaande zaak was Hof Den Haag niet ingegaan op het aanbod van een GmbH om haar stelling over de waardeontwikkeling van onroerende zaken nader te onderbouwen. Zie ook ‘Eigen verkoopcijfer beste maatstaf voor WOZ-waarde’. Het hof gaf als reden op dat de waardeontwikkeling in de procedure voor de rechtbank al in geschil was geweest en dat de GmbH toen haar standpunt al had kunnen onderbouwen. Volgens de Hoge Raad kan deze omstandigheid wel een rol spelen bij de afweging om al dan niet in te gaan op het bewijsaanbod, maar de afweging moet toch plaatsvinden. Het hof was hierin te kort door de bocht geweest. Een verwijzingshof moest daarom beoordelen of de GmbH alsnog bewijs mocht leveren. Bij acceptatie van de bewijslevering zal het hof de zaak met inachtneming van dat bewijs moeten beoordelen.
Wet: artikel 22 Wet WOZ
Meer informatie: Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2340
Geef een reactie