De Hoge Raad oordeelde dat het hof in een zaak over betalingsonmacht had moeten onderzoeken of het afzonderlijke meldingsregime voor naheffingsaanslagen aan de orde was. Nu het hof dit niet had gedaan, vernietigde de Hoge Raad de hofuitspraak.
Voor een belasting waarvoor een tijdige en correcte melding van betalingsonmacht is gedaan, hoeft niet opnieuw melding te worden gedaan zolang nog sprake is van een betalingsachterstand. Uitzondering geldt als de ontvanger de belastingschuldige na ontvangst van een betaling schriftelijk laat weten de betalingsonmacht niet langer aanwezig te achten. Deze regel geldt niet alleen voor de belasting waarvoor de melding is gedaan, maar ook voor andere over dezelfde of latere tijdvakken verschuldigde belasting(en) (zie HR 21 september 2012). Dit geldt ook als de ontvanger niet door een melding van betalingsonmacht maar op een andere wijze op de hoogte raakt van betalingsonmacht van de belastingschuldige.
Meldingsregime naheffingsaanslagen
Het voorgaande geldt echter niet als de uitsluiting van de meldingsregeling van artikel 7, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet van toepassing is. Deze bepaling bevat een afzonderlijk meldingsregime voor naheffingsaanslagen. Uit de hofuitspraak bleek volgens de Hoge Raad in deze zaak niet dat het hof had onderzocht of deze bepaling van toepassing was geweest. De bestuurder in deze zaak was aansprakelijk gesteld voor naheffingsaanslagen die niet waren betaald. De hofuitspraak werd vernietigd en de rechter verwees de zaak naar Hof Den Haag voor verder onderzoek.
Wet: artikel 7, lid 1 en 2 Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990
Meer informatie: Hoge Raad, 28 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:419
Geef een reactie